De Britse componist Gustav Holst 1874-1934), koos gefascineerd door esoterische astrologie, de planeten van ons zonnestelsel en de daaraan toegeschreven karakterkenmerken als basis voor wat hij muzikale ‘stemmingsbeelden’ of ‘belichamingen’ noemde.
Tijdens een reis naar Mallorca in de zomer van 1913 bracht Holsts vriend Clifford Bax hem voor het eerst in aanraking met astrologie en de componist begon meteen met het opstellen van horoscopen voor zichzelf en zijn kennissen. De mate waarin hij daadwerkelijk geloofde in de invloed van hemellichamen op persoonlijkheidsvorming speelde daarbij weliswaar slechts een ondergeschikte rol. Het was het idee van een holistisch systeem dat zowel de mens als de wereld kon omvatten dat hem het meest fascineerde. Zijn interesse in astrologie bood hem ook een welkome onderbreking van de eentonigheid van zijn leven als leraar aan St Paul’s School for Girls en aan Morley College, waar hij lesgaf aan volwassenen uit de arbeidersklasse. Aanvankelijk werd een versie voor twee piano’s geschreven, met het deel “Neptune” voor orgel. Holst arrangeerde vervolgens de suite voor groot orkest, inclusief orgel en vrouwen- of kinderkoor in het laatste deel, “Neptunus”.
Dat het werk oorspronkelijk de titel “Seven Pieces for Large Orchestra” had, was waarschijnlijk te danken aan Arnold Schönbergs Fünf Orchesterstücke op.16, uit 1909, een werk dat een blijvende indruk op Holst had gemaakt en een belangrijke inspiratiebron was voor “The Planets”. Schönbergs Orkeststukken beleefden nl. hun wereldpremière in de Queen’s Hall in Londen tijdens een Promenade Concert in september 1912, onder leiding van Sir Henry Wood, een fervente voorstander van nieuwe muziek. Dit concert werd mogelijks bijgewoond door Gustav Holst, die een kopie van de partituur bemachtigde. Echo’s van het werk verschenen trouwens ook in de opening van Holsts ballet, “The Lure” (1921), dat sterk leek op het derde, “Farben”, van Schönbergs Fünf Orchesterstücke.
Een eerste (privé) uitvoering van de orkestsuite vond plaats op 29 september 1918 in de Queen’s Hall in Londen, onder leiding van Adrian Boult. Openbare uitvoeringen van individuele bewegingen volgden. Een paar maanden voor de eerste openbare uitvoering van het volledige werk, gepresenteerd door Albert Coates en het London Symphony Orchestra in november 1920, onthulde Holst het kosmisch onderwerp. Voor die tijd wisten alleen ingewijden wat er achter de nogal cryptische bewegingsbenamingen schuilging, zoals “Mars, de Brenger van Oorlog” of “Neptunus, de Mysticus”. Holst had deze definities van de afzonderlijke planeten ontleend aan Alan Leo’s Esoterische astrologie. Bij de première was het vooral “Mars, the Bringer of War” dat een gevoelige snaar raakte bij een natie die getraumatiseerd was door de Eerste Wereldoorlog. Opmerkelijk genoeg had Holst dit eerste deel van zijn suite al gecomponeerd in de zomer van 1914. Zijn zogenaamde verklanking van de vernietigende oorlogsmachinerie in het meedogenloos herhaalde 5/4 marsritme, zou ook indruisen tegen de positivistische karakterisering van “Mars de Krijger” in de conventionele astrologie. Ten slotte waren de zeven delen van zijn orkestsuite The Planets, op.32, gecomponeerd tussen 1914 en 1916, algemene verkenningen van menselijke eigenschappen. Dat Pluto ontbrak was te wijten aan het feit dat toen Holst The Planets componeerde, deze planeet nog niet was ontdekt.
Het werk was al bijna drie decennia niet meer uitgevoerd door het Symphonieorchester des Bayerischen Rundfunks, toen de Britse dirigent Daniel Harding het op 25 februari 2022 terugbracht naar het Münchense concertpubliek in de Herkulessaal van de Residenz, met groot succes. Deze cd van BR-KLASSIK biedt een live registratie van dit buitengewoon concert. Het Symfonieorkest van de Beierse Radio, dat in 1949 in München werd opgericht onder leiding van Eugen Jochum, verwierf al snel een internationale reputatie door samen te werken met vooraanstaande dirigenten en hedendaagse componisten, de laatste met name in het kader van het Musica Viva-programma. Jochum werd opgevolgd door Rafael Kubelík, die tot 1979 chef-dirigent was, gevolgd door Colin Davis tot 1992, en Lorin Maazel. In 2003 werd Mariss Jansons chef-dirigent. Onder opeenvolgende dirigenten is het repertoire van het orkest verbreed, evenals onder vele andere vooraanstaande gastdirigenten. Naast de uitzendingen geeft het orkest regelmatig concerten in München en heeft het deelgenomen aan tal van festivals en opnames.
Daniel Harding (1975), geboren in Oxford, begon zijn carrière als assistent van Sir Simon Rattle bij het City of Birmingham Symphony Orchestra, waarmee hij in 1994 zijn professionele debuut maakte. Vervolgens assisteerde hij Claudio Abbado bij de Berliner Philharmoniker en maakte zijn debuut met het orkest van het festival van Berlijn in 1996. In 2003 werd hij de eerste dirigent van het Mahler Chamber Orchestra. Eerder was hij chef-dirigent van de Trondheim Symphony in Noorwegen (1997-2000), eerste gastdirigent van de Zweedse Norrköping Symphony (1997-2003) en muzikaal leider van de Deutsche Kammerphilharmonie Bremen (1997-2003). Zijn aanstelling als vaste gastdirigent van het London Symphony Orchestra begon aan het begin van het seizoen 2006/07, en als muzikaal leider van het Swedish Radio Symphony Orchestra vanaf januari 2007. Hij is een regelmatige bezoeker van de Dresden Staatskapelle, die hij dirigeerde tijdens de Salzburger Festspiele in 2003, het Koninklijk Concertgebouworkest, het Gewandhausorchester Leipzig, het Rotterdams Philharmonisch Orkest en de Frankfurt Radio Orchestra. In de Verenigde Staten en Canada trad hij op met het Philadelphia Orchestra, Los Angeles Philharmonic, Chicago, Atlanta, Baltimore, Houston en Toronto Symphony Orchestras.
Hij debuteerde bij de Wiener Philharmoniker met Mahlers symfonie nr. 10 en keerde terug voor Bachs Matthäus-Passion. Zijn opera-ervaring omvat nieuwe producties van Così fan tutte, Don Giovanni, The Turn of the Screw, La Traviata en Eugene Onegin, allemaal op het Aix-en-Provence Festival en een productie van Jenůfa voor de Welsh National Opera. Hij debuteerde in 2002 in het Royal Opera House Covent Garden met The Turn of the Screw en in Die Entführung aus dem Serail bij de Bayerische Staatsoper. In december 2005 opende hij het seizoen in La Scala, Milaan waar hij zijn debuut maakte met Idomeneo. Vervolgens keerde hij terug naar Covent Garden om Berg’s Wozzeck te dirigeren, met verdere opera-opdrachten in Wenen, Salzburg, Aix-en-Provence en La Scala. Daniel Harding heeft een aantal bekroonde opnames gemaakt. In 2002 ontving hij van de Franse regering de titel Chevalier de l’Ordre des Arts et des Lettres.
Tracklist:
I Mars, the Bringer of War
2 Venus, the Bringer of Peace
3 Mercury, the Winged Messenger
4 Jupiter, the Bringer of Jollity
5 Saturn, the Bringer of Old Age
6 Uranus, the Magician
7 Neptune, the Mystic
Gustav Holst The Planets Chor und Symphonieorchester des Bayerischen Rundfunks Daniel Harding cd BR Klassik 900208