“Polydore” is een opera van de Frans-Italiaanse componist Jean-Baptiste Stuck, voor het eerst opgevoerd in de Académie Royale de Musique in februari 1720. Deze Tragédie en Musique in een proloog en vijf bedrijven op een libretto van Simon-Joseph Pellegrin (1663-1745), was gebaseerd op de Griekse legende van Polydorus, de jongste zoon van koning Priamus van Troje, vermoord door Polymestor, koning van Thracië, omwille van zijn schat. Een Franse opera uit de periode tussen Lully en Rameau.
Er is weinig bekend over de vroege jaren van Jean-Baptiste Stuck. Hij werd geboren in Livorno aan de kust van Toscane, kwam uit een koopmansfamilie en was de zoon van Giovanni-Giacomo Stuck en Barbera Hellerbeck. Vanaf 1702 was hij in dienst van gravin Lemos in Napels. Stuck schreef aria’s voor de uitvoering van de opera “L’innocente inganno” van Tomaso Albinoni, die onder de nieuwe titel “Rodrigo in Algieri”, in december 1702 uitgevoerd werd in het Teatro San Bartolimeo in Napels. Kort daarna verhuisde Stuck naar Parijs. In 1705 publiceerde de uitgeverij Ballard zijn collectie “Für das Jahr 1701”. In Parijs was hij lid van de Chapelle royale en was hij cellist in dienst van Philippe II, hertog van Orléans. In 1722 was hij eerste cellist in het operaorkest ter vervanging van de bas gamba. Hij ontving in 1733 het Frans staatsburgerschap en overleed in Parijs.
Terwijl het bewind van Lodewijk XIV stilaan ten einde liep, breidde zijn neef, hertog Philippe d’Orléans (foto), die na de dood van de Zonnekoning, regent van Lodewijk XV zou worden, zijn eigen hofcultuur uit (waarin hij een uitgesproken voorliefde had voor Italiaanse muziek). De in Toscane geboren, later genaturaliseerde Fransman, Giovanni Battista Stuck, was een begunstigde van hertogelijke vrijgevigheid en aangezien de smaak voor opera in Parijs op volle toeren bleef draaien na de dood van Lodewijk XIV in 1715, bevond Stuck zich in een goede positie om zich als componist te bewijzen.
In het Grieks epos van Homerus, de Ilias, is Polydorus een vijand van Achilles. Volgens deze bron was Polydorus de jongste zoon van Priamus, en daarom liet zijn vader hem niet vechten. Achilles zag hem echter op het slagveld pronken met zijn grote snelheid terwijl hij door de linies rende, maar kon hem desondanks doden met zijn speer. In de tragedie “Hecuba” van Euripides en in Ovidius’ Metamorfosen, is de geest van Polydorus een personage en is zijn dood de oorzaak van het belangrijkste conflict van het stuk. In de proloog van de tragedie legt de geest van Polydorus uit dat hij onder de bescherming van koning Polymestor, naar Thracië werd gestuurd voor het geval Troje zou vallen.
Met zijn zoon, stuurde Priamus goud mee, zodat als Troje zou vallen, zijn zoon in zijn onderhoud kon blijven voorzien. Toen Troje eenmaal viel, doodde Polymestor, Polydorus door hem in zee te gooien en het goud te stelen. Later in het stuk vertelt de moeder van Polydorus, Hecuba, de dochter van de Thracische koning Cisseus, dat zijn lichaam aangespoeld is op de kust. Hecuba legt uit dat ze de moordenaar van Polydorus in een droom heeft gezien en dat het Polymestor is. Geholpen door Agamemnon en de andere gevangen vrouwen, wreekt Hecuba de moord op haar zoon, door de zonen van Polymestor te doden en hemzelf te verblinden.
Polydore een mythologisch verhaal over Grieken, Thraciërs en Trojanen, waarin oorlog, familie en liefde met elkaar verweven zijn, in een tragedie die door het hele werk heen borrelt. Stucks vocale, koor- en orkestmuziek gaven Pellegrins libretto een dramatische kracht: intense monologen, treurige klaagzangen, krachtige duetten, maar ook meeslepende koren en opzwepende dansmuziek. Een prachtig vervolg op Vashegyi’s uitvoering voor Glossa van Gervais’ “Hypermnestre”.
György Vashegyi (°1970) speelde aanvankelijk viool, blokfluit, hobo en klavecimbel. Op 18-jarige leeftijd studeerde hij directie bij Ervin Lukács aan de Franz Liszt Academie in Boedapest, waar hij in 1993 cum laude afstudeerde. Hij volgde masterclasses bij John Eliot Gardiner en Helmuth Rilling, en studeerde continuo bij John Toll in Dresden en kamermuziek bij Jaap ter Linden en Simon Standage. Als continuo speler speelde hij bij het Franz Liszt Chamber Orchestra en Concerto Armonico. In 1990 richtte Vashegyi in Boedapest het Purcell Choir op en een jaar later het Orfeo Orchestra. Tijdens concerten in Boedapest dirigeerde hij belangrijke werken uit de 17de-en 18de eeuw, die tot dan toe nog niet in Hongarije waren uitgevoerd, Buxtehude’s Membra Jesu nostri, Purcells “The Fairy Queen” en “Funeral Anthem”, Händels “Theodora”, en het Requiem in re klein uit 1775, van Joseph Martin Kraus, de “Zweedse Mozart”. Tegelijkertijd pleitte hij voor onderzoek naar en uitvoering van werken van Hongaarse componisten uit de 18de eeuw.
Vashegyi werkt voornamelijk met zijn eigen ensemble, maar is ook gastdirigent van diverse oude muziekensembles zoals Concerto Armonico, Capella Savaria en Musica Aeterna en (moderne) symfonie- en kamerorkesten. Vashegyi dirigeert sinds 2001 regelmatig ook in de Hongaarse Staatsopera. Hij dirigeerde in 2004 het Praags Kamerorkest op het Mozartfestival in Würzburg en het Rheingau Muziekfestival in Kloster Eberbach. Vashegyi is sinds 1992 professor continuo aan de Franz Liszt Academie. Tussen 1995 en 1997 doceerde hij ook aan het Instituut voor Musicologie aan de Universiteit van Boedapest. In 2008 ontving Vashegyi de Liszt-prijs in Hongarije en in 2015 ontving hij het Kruis van Verdienste van de Hongaarse Ridderorde. In 2017 werd György Vashegyi verkozen tot voorzitter van de Hongaarse Academie voor Kunsten (MMA, Magyar Művészeti Akadémia), die in 1992 werd opgericht.
Rolverdeling:
Judith van Wanroij: Vénus – Déidamie
Helene Guilmette: Ilione
Tassis Christoyannis: Polydore
Thomas Dolie: Polymnestor
Cyrille Dubois: un triton – Timanthe – Sthénélus – un Thrace – un Grec
David Witczak: Neptune – le Grand Prêtre de l’Hymen – l’Ombre de Déiphile
Chloé Briot: Thétis – une Matelote – Théano
Jean-Baptiste Stuck Polydore Orfeo Orchestra Purcell Choir Judith van Wanroij Helene Guilmette Tassis Christoyannis Thomas Dolie Cyrille Dubois David Witczak Chloe Briot György Vashegyi 3 cd Glossa GCD924014