‘Muze, vertel’ is een bijzonder interessante en vernieuwende inleiding in de literatuur van de Griekse en Romeinse oudheid, van Homeros tot en met de late oudheid. In 15 chronologisch geordende hoofdstukken gaan de auteurs uitermate deskundig in op verschillende genres, auteurs en werken en plaatsen deze in hun historische en culturele context, en in de bredere literaire tradities van de oudheid.
De (negen) muzen waren het symbool van de inspiratie. De dichter Hesiodos was de eerste dichter, waarvan bekend is, dat hij over de negen muzen schreef. De muzen i.v.m. met het onderwerp van dit boek waren Erato voor de hymne, het lied en de lyriek, Kalliope voor het heroïsch epos, de filosofie en de retorica, Kleio/Clio voor de geschiedschrijving, Melpomene voor de tragedie, Polyhymnia voor de retoriek en de gewijde liederen, Terpsichore voor de lyrische poëzie, en Thaleia voor de komedie.
De “literatuur” van de Grieken en Romeinen was een voordrachtskunst. De klassiek Griekse poëzie en proza, waren geschreven om opgevoerd, voorgedragen, gereciteerd of gezongen te worden. Poëzie en proza waren daarenboven de hoofdmoot van het antiek onderwijs. “Als de Grieken en Romeinen de term ‘literatuur’ niet kenden, welke begrippen of concepten gebruikten ze dan?”, vragen de auteurs zich af. “Om deze vraag te beantwoorden”, zo vervolgen ze, “is het goed om drie dingen te beseffen: ten eerste dat de Grieken en Romeinen in genres dachten, ten tweede dat orale poëzie chronologisch vóór geschreven poëzie en proza kwam en ten slotte dat poëzie en retorica de hoofdmoot van het antieke onderwijs vormden”.
Net als in de moderne letterkunde bestonden er in de antieke literatuur vele verschillende genres, poëtische en (in mindere mate) prozavormen die oorspronkelijk hun formele kenmerken te danken hadden aan de omstandigheden waarin ze werden opgevoerd. De epen van Homeros stammen waarschijnlijk uit een cultuur waarin bij de feestmaaltijden van de aristocratie lange heldenliederen ten gehore werden gebracht, wellicht onder incidentele begeleiding van de lier”.
Het boek biedt een aantrekkelijk overzicht van de epiek, lyriek, het wetenschappelijk proza en de filosofie van de Archaïsche periode, de dramatiek, diverse vormen van poëzie, proza en filosofie in de Klassieke periode, en het epigram, historiografie en de biografie, de wetenschappelijke literatuur, bv. de taalwetenschap van de alexandrijnse filologen, de wiskunde en toegepaste wetenschappen, de filosofische geschriften en van de retorica van het Hellenisme en de Romeinse periode.
De auteurs hebben het na Homeros en Hesiodos, o.a. over dichters in de archaïsche en vroeg-klassieke tijd en het drama in Athene, over welsprekendheid en wijsbegeerte in klassiek Athene, en over traditie en innovatie in de Alexandrijnse poëzie. Na de geschiedschrijvers Polybios, Phylarchos, Diodorus en Strabon en de (ver)taalkunst in het vroege Rome, vervolgen ze met de bespreking van schrijvers en staatslieden in de Republiek en literatuur rondom Augustus, filosofie, retoriek en biografie in het Romeinse Rijk, en tijdsgebonden en tijdloze teksten uit de late oudheid. Een tijdlijn, een handig overzicht van de besproken auteurs en een begrippenlijst, maken dit boek compleet. Dit helder en uitermate deskundig geschreven overzichtswerk met onverwachte anekdotes en korte, vertaalde citaten, die stilistische kenmerken of inhoudelijke kwesties illustreren, bied u een smaakmaker van wat er zoal te genieten valt in de klassieke literatuur. Zo nodigt dit schitterend boek uit tot verder lezen.
Christiaan Caspers, Jacqueline Klooster, Inger Kuin, Bram van der Velden Muze, vertel De Griekse en Latijnse literatuur van de oudheid 336 bladz. uitg. Amsterdam University Press ISBN 9789462987746