Coco Chanel was niet enkel het meest legendarische mode icoon van de 20ste eeuw. Ze ontwierp ook kostuums voor theater, ballet en cinema. In de geschiedenis van de Ballets Russes was ze er bij van het eerste uur en die samenwerking leidde tot wederzijdse vernieuwing, uniek in de geschiedenis van de mode, de muziek en het theater.
In 1924 brachten Les Ballets Russes drie balletten gechoreografeerd door Bronislava Nijinska, de zus van de legendarische danser Vaslav Nijinski. Het waren “Les Biches” met muziek van Francis Poulenc en decors en kostuums van Marie Laurencin, “Les Fâcheux” met muziek van Georges Auric, decors en kostuums van Georges Braque en “Le Train bleu” op muziek van Darius Milhaud met decors van Henry Laurens en kostuums van…Gabrielle Chanel. “Le Train Bleu” ging op 20 juni 1924 in het Theâtre des Champs – Élysees in Parijs in première. Het werd gechoreografeerd door Bronislava Nijinska voor Serge Diaghilevs Ballet Russe de Monte Carlo. Het libretto was van Jean Cocteau, de muziek van Darius Milhaud, decorontwerpen waren van Henri Laurens en het gordijn was van prins Alexander Schervachidze. Hij ontwierp het naar het schilderij “Deux Femmes courant sur la plage” van Pablo Picasso (twee monumentale vrouwen op het strand, nu in het Victoria and Albert Museum in London). De bruine, zwarte, roze en witte strandkledij, tennis- en roeioutfits, golfbroeken en gestreepte truien werden ontworpen door Coco Chanel. Chanel had reeds de kostuums ontworpen voor “Antigone” van Honegger en voor “Orphée” van Igor Strawinsky. Beide scenario’s waren van Cocteau. “Antigone” was een muzikale tragedie in drie bedrijven gecomponeerd tussen 1924 en 1927 door Arthur Honegger op een libretto van Jean Cocteau, gebaseerd op de tragedie van Sophocles. Het was zijn derde tragedie na “Koning David” en “Judith”. Deze lyrische tragedie werd gecreëerd in de Muntschouwburg in Brussel op 28 december 1927 onder leiding van Corneil de Thoran (1881-1953).
Tijdens de Eerste Wereldoorlog zorgde graaf de Beaumont (1883-1956) voor rijdende operatiewagens voor gewonde soldaten. Jean Cocteau werkte net als Ravel voor hem als ambulancier. In 1924 startte de Beaumont met de hulp van Jean Cocteau (1889-1963) en de balletdanser en choreograaf Léonide Massine (1896-1979) onder de titel “Les Soirées de Paris” met ballet- en theatervoorstellingen in het Théâtre de la Cigale aan de Boulevard de Rochechouart in de Parijse wijk Montmartre/Pigalle. Het eerste seizoen was van 17 mei t/m 30 juni 1924. De Beaumont maakte gebruik van het succes van de Ballets Russes van Serge Diaghilev. Zo werd van Tristan Tzara de dadaïstische tragedie “Mouchoir de Nuages” en van Cocteau “Roméo et Juliette” opgevoerd, naast de balletten Salade, Mercure, Les Roses, Gigue, Vogue, Ballet Espagnol, Le Beau Danube, Divertissement en Scuola di ballo.
Les Six
Door zijn vriendschap met de leden van Les Six, de zes belangrijke, vernieuwende Franse componisten, componeerde Darius Milhaud de muziek van “Salade” waarvoor Georges Braque de enscenering ontwierp en componeerde Erik Satie de muziek van “Mercure”, waarvoor Pablo Picasso de enscenering ontwierp. Chanel ontwierp ook de kostuums voor Stravinsky’s “Apollon musagète”. Het ballet was een opdracht van de Amerikaanse mecenas Elizabeth Sprague Coolidge en ging in april 1928 in Washington in première, in een choreografie van Adolph Bolm (1884-1951). Vervolgens brachten de Ballets Russes het nieuw ballet in Parijs op 28 juni in een choreografie van George Balanchine. De voornaamste dansers waren Serge Lifar (Chanel noemde hem haar broer), Alice Nikitina, Lubov Tchernitcheva en Felia Doubrovka. Serge Lifar en Alexandra Danilova dansten in “Apollon Musagète” met kostuums ontworpen door Coco Chanel in 1928 en decors van de schilder André Bauchant ( 1873-1958 ), “le peintre jardinier”.
De choreografie van “Le Train bleu” was van Léonide Massine. De titel was ontleend aan de nachttrein genaamd Le Train Bleu, die de beau monde van Calais naar de Rivièra of Côte d’Azur aan de Middellandse Zee bracht. Door het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog werd de treindienst echter gestaakt maar op 16 november 1920 ging de “Méditerrannée Express” weer rijden tussen Parijs en Menton. Het hele traject van Calais naar de Côte d’Azur werd weer bediend vanaf december 1922. Deze “Calais-Méditerrannée Express” had prachtige, blauwe wagons, waardoor men de trein de “Blauwe Trein” noemde. Het ballet zelf, een “opérette dansée” met combinatie van acrobatie, satire en pantomime, speelde zich af in de mondaine badplaats Deauville. Cocteau besloot om het libretto rond sportactiviteiten te schrijven nadat hij Dolin acrobatische stunts had zien oefenen tijdens repetities. Dolin werd Beau Gosse , een “knappe jongen”, wiens manier van dansen bestond uit klassieke stappen gecombineerd met turnen. Het ballet had dus een sportief thema. Sport was wellicht dé modernste vernieuwing van de jaren ’20, met zwemmers, tennissers en gewichtheffers. Ze zwemmen in elkaars armen, Beau Gosse duikt in het water (op een trampoline, verborgen achter de golven), de Golfspeler zwaait een club in zijn solo en de Tenniskampioen slaat een onzichtbare bal. Cocteau werkte talloze nieuwigheden uit in het ballet. Op een gegeven moment zetten ze een zonnebril op om te kijken naar een denkbeeldig vliegtuig, bij een ander poseren ze voor snapshots. Ze maken slow motion bewegingen en ze zetten stappen à la Charlie Chaplin. Cocteau zag het ballet als een serie postkaarten en de dansers als het koor van een revue. Dienovereenkomstig werd Milhauds partituur geïnspireerd door music-hall melodieën van Henri Christiné (1867-1941) en Maurice Yvain (1891-1965), de componist van “Mon Homme”. Het is geen geheim dat de ogenschijnlijke zorgeloosheid van “Le Train Bleu” echter een meer intens drama maskeerde, gecentreerd rond de wrijving tussen Bronislava Nijinska en Jean Cocteau. De twee hadden zeer verschillende karakters en interesses.
De enige vrouw
Nijinska was de huischoreograaf van Diaghilev sinds 1921, de enige vrouw die dat ooit was. Op haar 33ste had ze al acht balletten voor het gezelschap gechoreografeerd, inclusief haar meesterwerk, ‘Les Noces”. Cocteau, dichter en artistieke duizendpoot, had scenario’s geschreven voor de Ballets Russes en hielp mee aan de stilistische verschuiving richting het Frans modernisme na de Eerste Wereldoorlog. Cocteau’s talent lag in het transformeren van het alledaagse tot kunst. Nijinska was daarentegen in toenemende mate bezig met formalisme en abstractie. Cocteau drong aan op een belangrijke artistieke rol in “Le Train Bleu”, terwijl Nijinska moeite had om een samenhangende dans uit te werken uit zijn veelheid aan pantomime. De beeldhouwer Laurens leverde een kubistische strandscène (“une plage à la mode, une villégiature très frivole”) en Chanel stak de cast in sportkledij. De hoofdrol werd gedanst door Nijinska, die een tennisster uitbeeldde, geïnspireerd door de echte “reine de Wimbledon” en “championne de France” Suzanne Lenglen.
De flamboyante Suzanne Rachel Flore Lenglen (1899-1938) behaalde haar successen als Franse tennisspeelster tussen 1919 en 1926. Zo won ze in totaal 25 grandslamtitels en werd als “La Divine” de eerste tennisster met de status van een internationale beroemdheid. Haar naam leeft trouwens voort in de naam van de trofee en een tennisbaan op Roland Garros. De andere dansers waren Lydia Sokolova als “Perlouse” in “maillot de bain”, Anton Dolin in de rol van “Beau Gosse” en Leon Woizikowski als “le Joueur de golf”, een pijp rokende Golfer geïnspireerd door de Prins van Wales.
Diaghilevs Ballets Russes
Lydia Sokolova (1896-1974) was een Engels ballerina die in 1913 lid werd van Diaghilevs Ballets Russes. Zij was de sterdanseres van het gezelschap tot het ontbonden werd in 1929. Haar beroemdste rol was deze van “L’élue” in Leonide Massine ’s bewerking van Le Sacre du Printemps (1920). Sir Anton Dolin (1904-1983) was een Engelse balletdanser en later choreograaf die in 1921 lid werd van Diaghilevs Ballets Russes. Leon Woizikowski (1899-1975), die in 1916 lid geworden was van de Ballets Russes , was Diaghilevs meest opvallende sterdanser. Hij bleef bij de Ballets Russes tot de dood van Diaghilev. Woizikowski danste de hoofdrollen in de premières van Leonide Massine ’s “Las Meninas” (1916) , “Les Femmes de bonne humeur op muziek van Domenico Scarlatti en “Parade” (1917) , “La Boutique Fantasque” en “Le Tricorne” (1919) , “Les Matelots” (1925) , “Le Pas d’ acier” (Prokofjev, 1927) , en in Bronislava Nijinska ’s “Les Noces” (1923) , “Les Biches” (1924) en “Le Train Bleu” ( 1915 ). George Balanchine choreografeerde speciaal voor Woizikowski rollen in “Barabau” (Vittorio Rieti, 1925) , “Les Dieux mendiants” (1925) , “Le Bal” en “L’Enfant prodigue” (Prokofjev, 1929). Na de dood van Diaghilev danste Woizikowski van 1929 tot 1931 in het gezelschap van Anna Pavlova. Gedurende 1932 en 1933 danste hij bij René Blums Ballet Russes en creëerde rollen in Balanchine’s “Cotillon” en “Le concurrence” (1932), en Massine’s “Jeux d’ enfants”, “Les Presages” op Tsjaikovski’s vijfde symfonie, “Strand” en “Choreartium” (1933) op Brahms’ vierde symfonie.
“Le Train bleu”
Chanel creëerde voor “Le Train bleu” haute couture (“plus vrai que vrai”) die ze zelf droeg. Ze ontwierp kostuums voor zwemmen, tennis en golf, voor een ballet dat in première ging ter gelegenheid van de Olympische Spelen (“la saison d’art de la VIIIe Olympiade”) in 1924 in Parijs. Zij ontwierp ook kostuums voor de beroemde Ballets Russes prima ballerina Alexandra Danilova in ”Les Dieux mendiants” met muziek van Händel. Chanel verleende financiële steun aan Diaghilev en aan één van zijn belangrijkste componisten , Igor Stravinsky. Chanel schonk een enorm bedrag voor de 1920 revival van Stravinsky’s “Le Sacre du Printemps” in 1920 , betaalde ook de begrafenis van Diaghilev en betaalde zijn bijzetting op het eiland San Michele. Ondanks zijn populariteit verdween “Le Train Bleu” uit het repertoire van de Ballets Russes in 1925 toen Dolin het gezelschap verliet. Het ballet werd niet meer opgevoerd tot meer dan zestig jaar later het Oakland Ballet het weer op de planken bracht.
Henri Laurens, de decorontwerper, was in Parijs opgegroeid en was voor hij beeldhouwer werd, steenhouwer van beroep. In 1899 volgde hij de tekenlessen gedurende welke hij werd beïnvloed door de werken van Auguste Rodin. Later voelde hij zich echter meer aangetrokken tot de nieuwe kunststromingen die zich manifesteerden rond de wijk Montparnasse en vanaf 1911 ging hij beeldhouwen in een kubistische stijl, vooral na ontmoetingen met Pablo Picasso, Georges Braque, Juan Gris en Fernand Léger. Getalenteerd als Laurens was, liet hij naast zijn beeldhouwwerken ook nog een oeuvre na aan grafisch werk, posters, houtsnedes en etsen. Voorts maakte hij collages, toneeldecors en in 1915 illustreerde hij een boek van zijn vriend de dichter Pierre Reverdy, die begin jaren ’20 de minnaar was van Chanel. In 1938 had hij een gedeelde expositie met Georges Braque en Pablo Picasso.
Met haar revolutionaire ontwerpen veranderde Gabrielle ‘Coco’ Chanel (1883-1971) de vrouwelijke garderobe in de 20ste eeuw. Chanel stond voor elegantie, stijl en bewegingsvrijheid. Haar ontwerpen werden klassiekers en zijn nog altijd actueel. ‘Chanel: de legende’ vertelt het fascinerende verhaal van Coco Chanel en haar befaamde modehuis. De tentoonstelling toont originele Chanel-ontwerpen uit de jaren ’20 en ‘30, mantelpakken uit de jaren ’60 en creaties gedragen door beroemde klanten zoals Marlene Dietrich, Romy Schneider en onze Koningin Paola. Naast originele kledingontwerpen toont ‘Chanel: de legende’ ook accessoires en een bijzondere selectie Chanel ‘costume jewellery’ afkomstig uit particulier bezit. Een originele flacon Chanel No.5 uit 1921 in de tentoonstelling ontroert in zijn eenvoud. Dit meest verkochte vrouwenparfum ter wereld ontlokte later aan Marilyn Monroe de uitspraak dat zij in bed ´alleen een paar drupjes Chanel No. 5 droeg´… ‘Chanel: de legende’ exposeert naast de vele originele ontwerpen ook kopieën in navolging van Chanels werk, uitgevoerd door bijvoorbeeld het Haagse modehuis C.H. Kühne & Zn en een overzicht van ‘little black dresses’ van onder andere C & A Brenninkmeyer, Max Heymans, Yves Saint Laurent, Issey Miyake en Hussein Chalayan. ‘Chanel: de legende’ neemt de bezoeker mee op een adembenemende reis door het leven en werk van Coco Chanel. Daarnaast wordt ook de rol van Karl Lagerfeld belicht die het modehuis sinds 1983 nieuw leven inblies door Chanels erfenis te combineren met de huidige tijdsgeest. Respectvol, stijlvol en met de ‘esprit’ van zijn illustere voorgangster. Zoals Coco Chanel al zei: ‘fashion fades, only style remains the same’.
Bij de tentoonstelling verschijnt een rijk geïllustreerde catalogus van 376 pagina’s in het Nederlands, Engels en Duits, uitgegeven door Maria Spitz, Draiflessen Collection. De catalogusfotografie werd gerealiseerd door Christin Losta, bekend en gerenommeerd (mode)fotografe uit Duitsland. Aan de allerkleinsten is ook gedacht met een Nederlandstalig kinderboek van de veelbekroonde prentenboekillustrator- en schrijver Annemarie van Haeringen.