Hoewel “Hänsel und Gretel” de bekendste opera van Humperdinck bleef, wijzen recente hernemingen in het buitenland van Humperdincks andere sprookjesopera, “Die Königskinder”, op een hernieuwde populariteit. In het verhaal is niet de heks, maar wel de mens de grote boosdoener…
De carrière van Engelbert Humperdinck (1854-1921) bracht hem al vroeg in contact met Wagner en vervolgens met zijn familie als muziekleraar van Siegfried, de zoon van de componist. Hij bekleedde verschillende onderwijsposities en genoot van een vruchtbare samenwerking in het theater met Max Reinhardt, waarbij hij toneelmuziek verzorgde voor een aantal Shakespeare producties in Berlijn. Hij componeerde bv. toneelmuziek bij Shakespeare’s “The Merchant of Venice”, “The Tempest” en “The Winter’s Tale”.
Engelbert Humperdinck werd geboren in Siegburg in de Rijnprovincie. Na pianolessen te hebben gekregen, produceerde hij zijn eerste compositie op zevenjarige leeftijd. Zijn eerste pogingen om voor het podium te werken waren twee Singspiele geschreven toen hij 13 was. Zijn ouders keurden zijn plannen voor een carrière in de muziek af en moedigden hem aan om architectuur te studeren. Niettemin begon hij in 1872 muzieklessen te volgen bij Ferdinand Hiller en Isidor Seiss aan het conservatorium van Keulen.
In 1876 won hij een studiebeurs waarmee hij naar München kon gaan, waar hij studeerde bij Franz Lachner en later bij Josef Rheinberger. Hij ging naar Italië en leerde Richard Wagner kennen in Napels. Wagner nodigde hem uit om zich bij hem in Bayreuth te voegen, en gedurende 1880 en 1881, assisteerde Humperdinck bij de productie van “Parsifal”. Hij was ook de huispianist (musikalischer Gesellschafter) van Alfred Krupp in de Villa Hügel (foto) in Essen.
In januari 1912, kreeg Humperdinck een beroerte. Hoewel hij herstelde, bleef zijn linkerhand verlamd. Hij bleef weliswaar componeren en voltooide Gaudeamus met de hulp van zijn zoon Wolfram in 1918. In september 1921, woonde Humperdinck een uitvoering bij van Carl Maria von Webers “Der Freischütz” in Neustrelitz, Wolframs eerste prestatie als regisseur. Hij kreeg tijdens de voorstelling een tweede hartaanval, waaraan hij de volgende dag overleed. Een paar weken later voerde de Staatsoper van Berlijn zijn “Hans en Grietje” op ter nagedachtenis aan hem. Hij werd begraven op het Südwestkirchhof in Stahnsdorf bij Berlijn.
Het verhaal van “Königskinder” gaat over een ganzenhoedster (“Gänsemagd”) en een koningszoon die verliefd zijn op elkaar. Ze zien nl. in dat wat er écht toe doet, dat wat iemand écht koninklijk maakt, niets te maken heeft met afkomst of uiterlijkheden. Dit is echter niet de overtuiging van de inwoners van Hellastadt. Zij willen een koning en sturen een delegatie naar de heks die in het bos leeft.
De heks voorspelt dat wie de volgende dag om klokslag twaalf uur door de stadspoort komt lopen, de meest geschikte heerser voor de stad is. Om twaalf uur stipt verschijnt de ganzenhoedster. Het volk wijst haar genadeloos af. Ze ziet er nl. helemaal niet uit als een koningin, en kan dus onmogelijk de beloofde heerser zijn. Verstoten door de stadsbewoners dwalen de ganzenhoedster en de koningszoon door de natuur, tot ze een tragische dood sterven.
“Königskinder” op een libretto van Ernst Rosmer (pseudoniem van Elsa Bernstein-Porges) (foto’s), naar haar gelijknamig toneelstuk, geïnspireerd door het oud-Nederlands, Middeleeuws lied, “Het waren twee conincskinderen”, bestaat in twee versies, als melodrama en als Märchenoper. In 1894 vroeg Heinrich Porges, Humperdinck om toneelmuziek te schrijven voor het toneelstuk van zijn dochter Elsa. Humperdinck was geïnteresseerd om van het verhaal een opera te maken, maar aangezien Elsa Bernstein-Porges aanvankelijk weigerde, koos hij ervoor om het stuk op te voeren als een melodrama met gesproken dialogen tegen een instrumentale achtergrond.
De Duits-joodse schrijfster, Elsa Berstein-Porges (1866-1949) (Ernst Rosmer) was de dochter van de koorleider en muziekcriticus, Heinrich Porges (1837-1900) (foto), een vriend van Richard Wagner. Door haar huwelijk met de journalist Max Bernstein (1854-1925), kwam zij in contact met grote schrijvers en componisten, o.a. Engelbert Humperdinck. Haar vader heeft er bij Humperdinck op aangedrongen om het symbolistisch drama ‘Königskinder’ van zijn dochter, op muziek te zetten. Humperdick zette de tekst om in ‘Sprechgesang’, waaronder hij toonhoogtes en ritmes noteerde. De zangers moesten sprekend zingen, wat verder gezet werd in de expressionistisch atonale werken van de jonge Arnold Schönberg.
In de melodramatische passages ontwierp Humperdinck een innovatieve notatie die een soort tekst declamatie vroeg tussen zingen en spreken. Met deze notatie werd van de zanger verwacht dat hij de tekst bracht op bij benadering geïntoneerde toonhoogten. Als inleiding tot de verschillende akten, componeerde Humperdinck 3 Orchestervorspiele, “Der Königssohn” voor de 1ste akte, “Hellafest und Kinderreigen” voor de 2de akte en “Verdorben! Gestorben! – Spielmanns letzter Gesang” voor de 3de akte.
Als melodrama met Sprechgesang ging “Königskinder“ in januari 1897, in première in München. In 1907, stemde Else Bernstein-Porges er uiteindelijk mee in, dat Humperdinck haar toneelstuk tot een volledig gezongen opera kon bewerken. “Königskinder” werd vervolgens als opera voor het eerst opgevoerd in 1910, in de Metropolitan Opera in New York o.l.v. Alfred Hertz, met Geraldine Farrar als de ganzenhoedster, die ter voorbereiding van de rol, haar eigen ganzen trainde (foto’s). Volgens een recensie van de New-York Tribune, “veroorzaakte Miss Farrar veel amusement door voor het gordijn te verschijnen met een levende gans onder haar arm”. In januari 1911, volgde de Berlijnse première onder leiding van Leo Blech.
Met “Königskinder” keert de Duitse dirigent, Marc Albrecht (1964), van 2011 tot 2020 chef-dirigent van De Nationale Opera en het Nederlands Philharmonisch Orkest én winnaar van de Opera Award voor ‘Best Conductor 2019’, terug naar Amsterdam. Dirigent en orkest boekten samen grote successen met opera’s van Wagner, Strauss, Zemlinsky en Schreker. Met “Königskinder”, een rijkgeschakeerd laatromantisch werk, bouwen ze verder op dit vlak. Marc Albrecht bundelde nl. na een veelgeprezen Tannhäuser bij DNO, opnieuw de krachten met de Duitse regisseur Christof Loy. Met zijn psychologisch diepgravende en sterk muzikale regiestijl won Loy tweemaal de Prix d’Amis van de Vrienden van DNO.
Rolverdeling:
Der Königssohn, tenor: Daniel Behle
Die Gänsemagd, sopraan: Olga Kulchynska
Der Spielmann, bariton: Josef Wagner
Die Hexe, alt: Doris Soffel
Der Holzhacker, basbariton: Sam Carl
Der Besenbinder, tenor: Michael Pflumm
Die Tochter des Besenbinders, sopraan: Isabel Houtmortels
Der Ratsälteste, bariton: Henk Poort
Der Wirt, bariton: Roger Smeets
Die Wirtstochter, mezzosopraan: Kai Rüütel
Der Schneider, tenor: Lucas van Lierop
Die Stallmagd, mezzosopraan: Eva Kroon
Zwei Torwächter, bariton, bas: Hans Pieter Herman, Christiaan Peters
Eine Frau, mezzosopraan: Yvonne Kok
Die Liebe : Camille Joubert (solo viool)
De violiste Camille Joubert speelt als het door Loy bedacht personage, “Die Liebe”, op het toneel een aantal obligaat-solopartijen. Tot en met de sterfscène van de koningskinderen draagt ze zwart. Tijdens de begrafenisscene speelt ze de aangrijpende vioolsolo in het wit.
Koor van De Nationale Opera
(Koordirigent Edward Ananian-Cooper)
Nieuw Amsterdams Kinderkoor (onderdeel van Nieuw Vocaal Amsterdam)
(Kinderkoordirigent Anaïs de la Morandais)
Christof Loy, stage director
Johannes Leiacker, set designer
Barbara Drosihn, costume designer
Olaf Winter, lighting designer
Recorded at Dutch National Opera & Ballet, Amsterdam, The Netherlands, 13 and 18 October 2022
Picture format: NTSC 16:9
Sound format: Dolby Digital 2.0 / 5.1
Region code: 0 (worldwide)
Audio language: German
Subtitles: German, English, Dutch, Japanese, Korean
Running time: 175 mins
No. of DVDs: 1 (DVD 9)
Foto’s : Monika Rittershaus
Engelbert Humperdinck, Königskinder Marc Albrecht, Chorus of Dutch National Opera Netherlands Philharmonic Orchestra dvd Naxos 2.110759