Hij was componist, pianist, dirigent, muziekregisseur, pedagoog en een onverbeterlijke moppentapper. Hij hield van whisky, sigaren en gezellig tafelen. Hij kende maar liefst acht talen, was gehuwd en een liefhebbende vader van twee dochters. Hij vond dat muziek wiskunde was, hield niet van Mozart, Schubert en Sjostakovich, maar vond Beethoven het grootste muzikale genie aller tijden.
In december 2015 overleed Luc Brewaeys, één van de grootste Vlaamse componisten en erfgenaam van het spectralisme. Philippe Hurel droeg zijn “So nah, so fern”, aan hem op. Eerder had Brewaeys trouwens zijn “Fêtes à tensions: (les) eaux marchent” aan Hurel opgedragen. Dit werk bevatte tal van muzikale verwijzingen gaande van Tsjaikofski en Debussy tot Karel Goeyvaerts, waaronder een meditatieve herhaling, geïnspireerd op een treurmars.
Luc Brewaeys (1959-2015) was uitzonderlijk begaafd, componeerde compromisloze muziek en zal herinnerd worden als een van de meest getalenteerde naoorlogse Vlaamse componisten. Hij studeerde bij André Laporte aan het Koninklijk Conservatorium Brussel, waarna hij deze voortzette bij Franco Donatoni in Siena (Italië), Brian Ferneyhough in Darmstadt (Duitsland) en Tristan Murail in Parijs (Frankrijk). Tussen 1980 en 1984 had hij regelmatig contact met Iannis Xenakis en hij had ook een bijzonder hechte band met de Britse componist Jonathan Harvey. Zowat zijn hele professionele loopbaan werkte hij ook als klankregisseur bij de VRT (radio) en gedurende enkele jaren was hij als docent verbonden aan het Koninklijk Conservatorium Brussel (analyse van hedendaagse computer- en elektronische muziek), het Conservatorium van Gent (compositie en orkestratie) en het Rotterdams Conservatorium (compositie).
In 1985 ontving hij voor zijn Symphony N° 1 “…, e poi c’era…” de 3de Prijs van de Europese Wedstrijd voor Jonge Componisten in Amsterdam en een jaar later voor hetzelfde werk de 1ste Prijs in de categorie jonge componisten van de Internationale Tribune van Componisten van de UNESCO in Parijs. In 1988 kreeg hij in Montréal de “Prix de Musique Contemporaine du Québec” voor zijn volledige werk tot dan toe. Zijn carrière liep als een trein: prestigieuze internationale prijzen, talrijke compositie-opdrachten en residenties in binnen- en buitenland volgden elkaar op. In 1999 ontving Luc Brewaeys de Cultuurprijs van KU Leuven, een jaar later volgde de Prijs voor Muziek van de Vlaamse Gemeenschap.
In 2008 werd hij verkozen tot lid van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Wetenschappen en Kunsten in België. Het grote publiek maakte kennis met Brewaeys dankzij de uitvoering van Talisker in de hal van het station Antwerpen-Centraal bij de opening van Antwerpen ’93. In 2011 haalde hij de krant met Speechless song, being many, seeming one, zijn opdrachtwerk voor de halve finale van de Koningin Elisabethwedstrijd voor zang, dat zogenaamd te moeilijk was. Twee jaar later, in 2013, verkoos Klara hem tot musicus van het jaar.
Spectrale muziek is een akoestische muziekpraktijk waarbij compositiebeslissingen vaak worden geïnformeerd door sonografische representaties en wiskundige analyse van geluidsspectra, of door wiskundig gegenereerde spectra. De spectrale benadering richt zich op het manipuleren van de spectrale kenmerken, ze met elkaar te verbinden en te transformeren. In deze formulering worden computer gebaseerde geluidsanalyse en representaties van audiosignalen behandeld als analoog aan een timbrale representatie van geluid.
De (akoestische compositie) spectrale benadering ontstond in Frankrijk in de vroege jaren 1970, en technieken werden ontwikkeld en later verfijnd, voornamelijk bij IRCAM in Parijs, met het Ensemble l’Itinéraire, door componisten als Gérard Grisey en Tristan Murail. Hugues Dufourt (1943) (foto) wordt algemeen gecrediteerd voor het introduceren van de term “musique spectrale” in een artikel, dat in 1979 werd gepubliceerd.
Het spectralisme/spectral music was een van de uitgangspunten in zijn muziek. Maar Brewaeys zou zichzelf niet zijn als hij daar geen bijzondere toets aan gegeven zou hebben. Net als zijn muzikale peetvaders, Jonathan Harvey en Tristan Murail, vierde hij de rijkdom van klank en klankkleur. Dat deed hij het liefst in grootse orkestwerken. Hij maakte komaf met het typisch statische van het spectralisme en gaf zijn muziek meer beweeglijkheid door te experimenteren met ritme en tempo.
De familie van Luc Brewaeys schonk zijn artistiek archief aan KU Leuven. MATRIX, het Centrum voor Nieuwe Muziek, realiseerde met dit materiaal de toonaangevende expo “Brewaeys Unfolding”, een tentoonstelling van foto’s, brieven en manuscripten in de Universiteitsbibliotheek van KU Leuven, een publicatie en een webexpo over zijn werk.
De tentoonstelling is intussen afgelopen, maar de publicatie ‘BREWAEYS UNFOLDING’, die ook op zichzelf een veelzijdig en ‘tijdloos’ document is geworden, kan besteld worden bij MATRIX (Centrum voor Nieuwe Muziek). Momenteel bereidt Melissa Portaels samen met het Leuvense Universiteitsarchief de ontsluiting van het archief Luc Brewaeys voor.
Op basis van getuigenissen van Lucs naasten en vanuit talloze invalshoeken toont dit indrukwekkend boek wie Brewaeys echt was. Het is een eerbetoon aan een veelzijdig, exuberant en intrigerend persoon, een onmisbaar portret voor elke muziekliefhebber. Dit uitermate grondig onderbouwd boek is nl. gebaseerd op de vele, vele getuigenissen van vrienden en collega’s, leerlingen en medestudenten en van Lucs weduwe Birgit Van Cleemput, musicoloog, Klaramedewerker en dochter van componist Werner Van Cleemput. Achteraan het boek zijn twee uitgebreide analyses opgenomen, Annelies Van Parys, een gewezen leerlinge van Luc Brewaeys, analyseerde zijn enige opera, “L’uomo dal fiore in bocca”, en de dirigent en componist, Filip Rathé, analyseerde “Fêtes à tensions: (les) eaux marchent”, gecomponeerd voor het Frans Ensemble Intercontemporain. De chronologische lijst van de composities van Brewaeys, de discografie, bibliografie en het namenregister, vervolledigen deze unieke uitgave.
Johan Huys (1942), een gerenommeerde muziekpedagoog, organist, klavecinist en pianofortespeler, studeerde aan het Koninklijk Conservatorium in Gent. Omwille van zijn belangstelling voor oude muziek (vooral 17de – en 18de eeuw) werd hij in 1966, clavecinist van het Parnassus-ensemble (met Oswald Van Olmen, blokfluit; Paul Dombrecht, barokhobo; Barthold Kuijken, traverso en Richte van der Meer, cello). In de volgende jaren trad hij op als klavecinist en als organist in binnen- en buitenland, dit zowel solistisch als samen met andere musici en ensembles. Tezelfdertijd interesseerde Huys zich in hedendaagse, vooral elektronische muziek en werd lid van het ensemble voor hedendaagse muziek, ‘Vlaams Mobiel Ensemble Enteuxis’. In 1970 werd hij benoemd tot hoofdleraar klavecimbel aan het Koninklijk Conservatorium in Gent en in 1982, werd hij er directeur. Hij uitoefende deze functie uit tot aan de vorming van de Hogeschool Gent in 1996.
Hij stichtte er onder meer de afdeling Jazz en Lichte Muziek, de afdeling instrumentenbouw en de vzw Muzikon die van 1985 tot 1996 de jaarlijkse internationaal gewaardeerde ‘Week van de Hedendaagse Muziek’ organiseerde. Van 1986 tot 1988 was hij daarenboven adviseur Schone Kunsten van de Vlaamse Gemeenschapsminister van Cultuur, Patrick Dewael. Sedert 1977 is hij jurylid en sedert 1981, juryvoorzitter van de befaamde internationale klavecimbel-, orgel- en musica-antiqua wedstrijd in Brugge in het kader van het MAfestival Brugge. Huys is tevens muziekadviseur van het Festival van Vlaanderen Brugge en voorzitter van de Raad van Bestuur van het Orpheus Instituut, en is lid van de Beoordelingscommissie/Adviesraad voor Muziek van het Ministerie van Cultuur van de Vlaamse Gemeenschap.
Johan Huys, Ik ben Luc, componist, Luc Brewaeys, zijn werk en leven 413 bladz. uitg. Borgerhoff & Lamberigts ISBN 9789464759365