In de reeks ‘Preziosa’, opent Werner Dabringhaus de schatkist om parels uit de uitgebreide MDG-catalogus, die al lang niet meer verkrijgbaar zijn, weer hoorbaar te maken, nl. Max Regers bewerkingen voor 4-handig klavier van Bachs orkest- en enkele orgelwerken, door het legendarisch pianoduo, Evelinde Trenkner – Sontraud Speidel. Op het programma staan Bachs 6 Brandenburgse concerten, zijn 4 orkestsuites, de Passacaglia BWV 582 en Toccata & Fuge BWV 565, en zijn Präludium & Fuge BWV 552, alles gespeeld op de Steinway concertvleugel “Manfred Bürki”, gebouwd in 1901.
Net als veel van Bachs cycli, zoals de “Goldberg Variaties” of het “Wohltemperierte Klavier”, vormden ook de Brandenburgse concerti en zijn orkestsuites een meesterlijke bloemlezing en demonstratie van alle denkbare mogelijkheden die inherent waren aan een bepaalde muzikale vorm. Elk van de zes concerti vroeg om een andere combinatie van solisten onder de koperblazers, de strijkers, de rietblazers en de houtblazers, de vier groepen van de toenmalige “Stadtpfeifer”. Dit en Bachs 4 magistrale ouverture-suites BWV 1066-1069 is hier te ontdekken op piano, weliswaar met twintig vingers…
In 1718-1719 bezocht Bach, Berlijn. De Pruisische prins, Christian Ludwig zu Brandenburg-Schwedt (foto), zoon van Friedrich Wilhelm, de Keurvorst van Brandenburg, vroeg Bach om wat instrumentale muziek. Twee jaar later, in de lente van 1721, bekwam Christian Ludwig de zes concerti die we nu kennen als de “Brandenburgse Concerten”. Bach componeerde elk van de “Six Concerts avec plusieurs instruments” zoals hij ze omschreef, voor een specifieke bezetting, die overeenstemde met een bepaalde verklanking van beelden die in de barokke 18de eeuw typisch waren voor de muziek en de kunst in het algemeen. Bach haalde daarbij zijn inspiratie voor zijn muzikale allegorieën bij de antieke goden en bij de eigentijdse vereenzelviging van vorsten met die goden. Het was weliswaar de Bach biograaf Philipp Spitta die in de 19de eeuw de zes concerti hun nu algemeen bekende titel “Brandenburgse Concerten” gaf.
De orkestsuite, soms eenvoudig ‘ouverture’ genoemd vanwege de imposante afmeting van het openingsdeel, genoot in het begin van de 18de eeuw grote populariteit, vooral in Midden-Duitsland. Bach had het genre in zijn jeugd ontdekt en gecultiveerd tot zijn late periode in Leipzig. De belangrijkste bronnen voor de suites zijn kopieën uit de periode in Leipzig, sommige geschreven en gecorrigeerd door Bach zelf. Aangenomen wordt dat de tweede en derde suites in Leipzig zijn gecomponeerd. Van de tweede suite zijn de uitgeschreven partijen (met een autograaf voor de fluit- en altvioolpartijen) gedateerd op 1738/39, en daarmee de laatst gecomponeerde suite van Bach. Van de derde suite bestaan uitgeschreven partijen die op 1730 zijn gedateerd, en die in een verzameling zijn opgenomen met twee suites voor kleiner ensemble van Johann Bernhard Bach. Bach schreef zelf de partijen uit voor de eerste viool en het basso continuo, de rest werd uitgeschreven door zijn zoon Philipp Emanuel en zijn leerling Johann Ludwig Krebs.
Van de eerste en vierde suite bestaan geen bronnen in autograaf. Uitvoering van deze suites in Leipzig betekent niet dat de werken uit de periode in Leipzig stammen. De eerste suite, traditioneler van opzet, zou uit de periode in Köthen stammen, van deze suite bestaan wel uitgeschreven partijen uit 1724-1725. Van de vierde suite bestaat een vroegere versie met twee instrumentale koren van enerzijds violen en anderzijds hobo’s en fagotten. Deze versie werd de basis van cantate BWV 110, Unser Mund sei voll Lachens, gecomponeerd voor Eerste Kerstdag 1725, met toegevoegde partijen voor drie trompetten en pauken. De uiteindelijke versie van de suite, met trompetten en pauken in bourrée I, de gavotte en de réjouissance, dateert waarschijnlijk uit 1730.
Voor Max Reger (1873-1916), een componist van 147 gepubliceerde opus nummers en ruim 200 niet-gepubliceerde werken, was Bach het constant referentiepunt in zijn werk. “Bach ist Anfang und Ende aller Musik”, zo stelde hij. Hoewel hij zelfs door zijn tijdgenoten als een revolutionair en avant-gardist werd beschouwd, putte hij inspiratie en kracht uit het bestuderen van de composities van de grote Thomaskantor. Ruim 160 arrangementen getuigen van het intensief en vruchtbaar debat. Mogelijk speelde ook een didactische interesse een rol, aangezien Reger oppervlakkige virtuositeit of zwoele harmonie veroordeelde ten gunste van de heldere structuur, die nog beter zichtbaar en hoorbaar is in de arrangementen van de concerto’s en de vier orkestsuites. Met de C mineur Passacaglia, Toccata en Fuga in D mineur en de Es majeur Prelude en Fuga, vormen drie van de populairste orgelwerken van allemaal, een aantrekkelijke aanvulling op het programma dat, even genietbaar als leerzaam is. De schitterende concertvleugel, eigendom van het label, MDG, (Musikproduktion Dabringhaus und Grimm) in Detmold, zorgt met zijn warme diepte en briljante, hoge tonen, voor een intense luisterervaring.
De Duitse pianiste Sontraud Speidel (1944) begon op 5-jarige leeftijd met pianolessen. Op 11-jarige leeftijd ging ze naar de Hochschule für Musik Karlsruhe waar ze studeerde bij Irene Slavin (een Russische pedagoog) en Yvonne Loriod-Messiaen. Daarna volgde studies bij Branka Musulin in Frankfurt, Stefan Askenase in Brussel en Géza Anda in Luzerne. Na het winnen van verschillende prijzen in Duitsland (onder meer op 16-jarige leeftijd de eerste prijs in een concours waaraan alle scholen in Duitsland deelnamen), won ze de eerste prijs van de Johann Sebastian Bach International Piano Competition in Washington D.C.. Ze is ook de ontvanger van de Jackson Prize for Modern Music van het Boston Symphony Orchestra en de Italiaanse Ettore Pozzoli Prize. Sontraud Speidel heeft 22 commerciële cd’s opgenomen. Ze was de eerste pianiste die werken voor piano solo opnam van Fanny Hensel, de zus van Felix Mendelssohn, in november 1999 nam ze nieuw ontdekte pianowerken van Fanny Hensel op.
Haar opname van alle werken van Max Reger voor twee piano’s, samen met Evelinde Trenkner, werd bekroond met de eerste prijs in de categorie “Solo Instruments” van “Audiophile Reference”. In maart 2000 ontving Sontraud Speidel de onderscheiding “Zilveren Medaille voor Diensten voor de Stad Wenen” van de regering van Oostenrijk, “ter ere van haar uitstekende prestaties”. In 2003 eerde het International Vienna Music Seminary haar met de hoogste onderscheiding, de Josef Dichler Gold Medal. In 2005 werd Sontraud Speidel onderscheiden met het “Bundesverdienstkreuz der Bundesrepublik Deutschland” (Nationale onderscheiding van Duitsland).
De Duitse pianiste Evelinde Trenkner (1933-2021), dochter van componist en dirigent Werner Trenkner (1902-1981), studeerde onder meer bij Walter Gieseking en Wilhelm Kempff. Concerttournees hebben Evelinde Trenkner naar alle continenten gebracht en ze heeft radio-opnames gemaakt in binnen- en buitenland, LP- en CD-opnames in de VS en Duitsland. Evelinde Trenkner was professor aan de Musikhochschule in Lübeck, artistiek directeur van het jaarlijkse Internationale Lübeck Kamermuziekfestival (Internationalen Lübecker Kammermusikfestes), en voorzitter van Xaver und Philipp Scharwenka-Gesellschaft. Evelinde Trenkner trad sinds 1991 wereldwijd op in pianoduo met Sontraud Speidel. Hun uitvoeringen van de vierhandige versies van de 6e en 7e symfonie van Gustav Mahler schreven geschiedenis. Ze hebben ook vierhandige pianoversies uitgevoerd van symfonische werken van Bruckner en Schubert. Het pianoduo beperkte zich niet tot het standaardrepertoire, maar vooral tot lang verwaarloosde transcripties van belangrijke werken, waardoor hun repertoire werd uitgebreid.
Johann Sebastian Bach/Max Reger Brandenburgische Konzerte Orchestersuiten Orgelwerke Piano Duo Evelinde Trenkner & Sontraud Speidel 4 cd MDG 102 2294-2