Heloïse (ca.1100-1164) was een Franse abdis die vooral bekend is om haar liefdescorrespondentie met de theoloog Petrus Abaelardus. Aan het begin van de 12de eeuw krijgen Heloïse en Abelard nl. een heftige en berucht geworden verhouding. Zij was een ontwikkelde vrouw uit Parijs, hij de beroemdste filosoof van zijn tijd. Na de rampzalige afloop van hun affaire kwamen ze allebei in een klooster terecht, waar ze ruim twaalf jaar later op de geschiedenis terugblikten in een reeks aangrijpende brieven. “Aan mijn enige na Christus, van je enige in Christus, aan hem die individueel de mijne is, van haar die exclusief de jouwe is”…Niet te missen!
Kanunnik Fulbert, de oom en voogd van Héloïse, stelde omstreeks 1115-1117, de gerenommeerde geestelijke Abélard aan tot haar huisleraar. De twee begonnen een clandestiene relatie en kregen een zoon Astralabius. Daarna traden ze heimelijk in het huwelijk, hoewel Héloïse dat eerst had geweigerd om Abélards loopbaan niet in het gedrang te brengen, en kozen ze voor een gescheiden leven. Omstreeks 1118-1119, trad Heloïse in bij de benedictinessen van Argenteuil, terwijl Abelard dat deed in Saint-Denis. Toen de kloostergemeenschap rondom Heloïse na een tiental jaar werd verbannen uit Argenteuil, zorgde Abelard voor een nieuw onderkomen in Le Paraclet, waarvan Heloïse abdis werd. Gedurende deze periode, ca. 1131, zette Abelard zijn tragische levensverhaal op schrift. Deze Historia calamitatum kwam Heloïse onder ogen en ze reageerde met een hartstochtelijke brief.
Heloïse deed een emotioneel beroep op Abelard, maar wanneer dat zinloos bleek, verschoof ze de aandacht. De brieven mondden nl. uit in een kwetsbare zoektocht naar betekenis en troost in het leven in een klooster, waarbij de stilte die Heloïse had laten vallen bleef nagalmen. Is troost op afstand wel mogelijk? De Historia calamitatum (‘Het verhaal van mijn rampspoed’) of Abaelardi ad amicum suum consolatoria (‘Troostbrief van Abaelardus aan zijn vriend’) is een autobiografische brief van Petrus Abaelardus aan een anonieme vriend. Dit werk uit de 12de eeuw gaat vooraf aan de eigenlijke Brieven van Abelard en Heloïse.
Het verhaal dat de brieven vertellen spreekt grotendeels voor zich, maar speelt zich ook af in een context die soms vervreemdend, en op andere momenten modern aandoet. In wat voor wereld leven Heloïse en Abelard? Wat houdt hen bezig? En met wat voor vragen zetten hun indringende brieven ons vandaag nog aan het denken? De 8 heel uitgebreide brieven, waarin het persoonlijke en het intellectuele door elkaar lopen, vormen een van de hoogtepunten van de middeleeuwse literatuur. De psychologische complexiteit, onbeantwoorde vragen en schrijnende contrasten tussen de twee personages maken dat dit unieke document nog steeds verbazingwekkend hedendaags aandoet.
Daarenboven gaat het vermoedelijk om een gefingeerde briefroman, geschreven door Abelard alleen. De passioneel-erotische lading uit de eerste brieven maakt in het tweede deel plaats voor monastieke raadgevingen. Abaelardus is trouwens eveneens bekend als een belangrijk dichter en componist. Hij componeerde enkele liefdesliederen voor Heloïse die helaas verloren zijn gegaan en hij componeerde ook een hymneboek voor de religieuze orde te Argenteuil waartoe Heloïse was toegetreden. Hij componeerde ook eenstemmige hymnes en sequensen op teksten uit de Codex Las Huelgas en zes Bijbelse planctus (lamentaties).
Abaelardus is verder vooral bekend door zijn rol in de universaliënstrijd, waarbij hij een positie innam die als een soort synthese kan worden gezien tussen de posities van Roscellinus van Compiègne en Willem van Champeaux. Hier stonden met name realisten tegenover nominalisten, waarbij de eersten stelden dat algemene begrippen in zichzelf bestaan voor de dingen (universalia ante res), terwijl de laatsten stelden dat deze slechts namen zijn, en dus pas na de dingen bestaan (universalia post res), geconstrueerd door mensen.
Alleen maar woorden, Brieven van Heloïse en Abelard uitg. Damon ISBN 9789463403429