“Médée” is een Franse lyrische tragedie in vijf bedrijven en een proloog op een libretto van Thomas Corneille, gecomponeerd in 1693, door Marc-Antoine Charpentier voor de Académie royale de musique. Het verhaal werd ontleend aan de Griekse mythologie, de première was in december 1693 in Parijs, onder leiding van Pascal Collasse, mede verantwoordelijk voor de muziek in de Chapelle royale.
Marc-Antoine Charpentier (ca.1643-1704) was een leerling van Giacomo Carissimi in Rome. Na zijn terugkeer in Parijs werd hij privé-componist van Marie de Guise (tot haar overlijden in 1688). Later componeerde hij voor de Comédie Française, waar hij samenwerkte met Molière. Rond 1688 werd Charpentier maître de musique van het collège Louis-le-Grand en in 1698, maître de chapelle van de Sainte-Chapelle. Hij componeerde 7 opera’s, wel 13 pastorales, musique de scène, comédies-ballets, in de beginjaren ’70 van de 17de eeuw, voor Molière (bij “La Comtesse d’Escarbagnas”, “Le Mariage forcé” en “Le Malade imaginaire”), interludes, musique religieuse (o.a. 11 Missen) en pièces instrumentales. Charpentier was een heel religieus componist. In die mate zelfs dat een groot deel van zijn instrumentaal repertoire uit onderdelen bestond voor de liturgie.
“Médée”, die bijna driehonderd jaar uit het repertoire van de Parijse Opera verdween, dankt zijn wederopstanding aan de barokke heropleving van het einde van de vorige eeuw. Het was Jean-Claude Malgoire die in 1976, voor het eerst een radioversie gaf, gevolgd door een productie van de Opera van Lyon in een regie van Bob Wilson onder leiding van Michel Corboz, vooraleer William Christie deze lyrische parel overnam. Voor deze nieuwe opname herneemt Hervé Niquet een werk dat hij goed kent en dat hij al meer dan twintig jaar dirigeert. Om dit te doen, herzag hij het werk volledig samen met Benoît Drawicki, de artistiek directeur van het prestigieus Barok Muziekcentrum van Versailles, om de partituur te herstellen in het licht van de verzamelde kennis, met name door de continuo’s te verrijken en de ornamenten te verwijderen, die systematisch gebruikt werden voor de rol van Medea.
Médée was de eerste en laatste samenwerking van Marc-Antoine Charpentier met de Académie royale de musique. Toen het werk op 4 december 1693 ontstond, was Charpentier, op het hoogtepunt van zijn carrière, precies vijftig jaar oud. Louis XIV woonde het spektakel bij, maar dit duister drama dat het publiek in verwarring bracht, werd echter al na tien uitvoeringen teruggetrokken… het was wachten tot 1976, voor we het opnieuw konden horen (er waren slechts een tiental voorstellingen tussen december 1693 en maart 1694 en slechts één heropvoering in 1700 in Lille). De decors en kostuums voor de première in Parijs op 4 december 1693 waren ontworpen door Jean Berain, de ontwerper van de koning, die verantwoordelijk was voor talrijke projecten rond het zangtheater uit deze periode. De opera werd gemengd onthaald door het Parijse publiek, waardoor Médée het enige werk in zijn soort is dat door Charpentier is gecomponeerd. Het gebrek aan succes zal deels worden toegeschreven aan de nadruk die de muziek legde op Italiaanse invloeden in plaats van op Franse muziek, zoals verwacht door het publiek.
In een asiel bij de koning van Korinthe, Creon, wordt Medea, een tovenaar, verraden door haar echtgenoot Jason, die haar bedriegt met Créuse, de dochter van Creon, ondanks haar onvoorwaardelijke liefde en de vele offers die ze voor hem heeft gebracht. Ze zal haar wraak beramen door de dood om haar heen te zaaien. Met een spreuk maakt ze de koning gek, die uiteindelijk zelfmoord pleegt. Ze vermoordt de minnaar door haar te vergiftigen met de jurk die ze heeft gegeven, en vervolgens haar kinderen, die van Jason, en laat laatstgenoemde in leven om zijn lijden te verlengen.
Rolverdeling:
Médée: Véronique Gens
Jason: Cyrille Dubois
Créuse: Judith van Wanroij
Créon: Thomas Dolié
Oronte: David Witczak
La Victoire, Nérine, l’Amour: Hélène Carpentier
Le chef du peuple, un habitant, un Argien, la Vengeance: Adrien Fournaison
Bellone: Floriane Hasler
Un berger, premier Corinthien, un Argien, troisième captif: David Tricou
Un berger, Arcas, deuxième Corinthien, la Jalousie: Fabien Hyon
Une Italienne, Cléone, première bergère, première captive, premier fantôme: Jehanne Amzal
La Gloire, deuxième bergère, deuxième captive, deuxième fantôme: Marine Lafdal-Franc
Médée Charpentier Véronique Gens Cyrille Dubois Judith van Wanroij Thomas Dolié David Witczak Hélène Carpentier Adrien Fournaison Floriane Hasler David Tricou Fabien Hyon Jehanne Amzal Marine Lafdal-Franc Le Concert Spirituel Hervé Niquet 3 cd Alpha 1020