Ontdek Puccini, “I Canti” door Charles Castronovo en het Münchner Rundfunkorchester o.l.v. Ivan Repušić, op het label BR Klassik. Een revelatie!

Giacomo Puccini componeerde maar een paar werken voor zang met pianobegeleiding. Elf liederen werden gepubliceerd tijdens zijn leven, andere bleven meer dan een eeuw verloren. In 2010, verscheen de eerste kritische editie van in totaal zestien vocale composities, waarvan er verschillende nauw verwant zijn aan Puccini’s opera’s en gecomponeerd werden tijdens zijn studie in Milaan. Deze uitgave inspireerde arrangeur Johannes X. Schachtner om de begeleidende delen, die lijken op pianoversnijdingen, aan te passen voor orkest. Begin februari 2023 zong de Amerikaanse tenor Charles Castronovo deze zestien liederen voor het eerst samen met het Radio Orkest van München onder leiding van Ivan Repušić.

Johannes X. Schachtner (1985) (foto) is een componist, dirigent, pianist en arrangeur (o.a. van Beethoven, Mendelssohn, Puccini) met een buitengewoon groot repertoire. Traditie en een terugblik op de muziekgeschiedenis zijn belangrijke drijfveren in zijn werk. Puccini’s 16 liederen, gearrangeerd met orkestbegeleiding door Schachtner, worden op de cd aangevuld met orkestwerken, die Puccini componeerde tijdens zijn studietijd aan het conservatorium van Milaan. Ze weerspiegelen de muzikale tijdgeest die de jonge componist kenmerkte, met de melodische invloeden van zijn leraar Amilcare Ponchielli, maar ook met de indruk die de muziek van Richard Wagner op hem achterliet. Thema’s uit deze stukken komen ook terug in zijn opera’s. Puccini’s liederen stonden geheel in de Italiaanse traditie van de 19e eeuw. De meeste Italiaanse operacomponisten, van Rossini, Donizetti en Bellini tot Verdi, componeerden nl. ook liederen. In tegenstelling tot het Duits kunstlied waren deze weliswaar altijd nauw verwant aan belcanto en gaven ze dus voorrang aan een onweerstaanbare melodie boven de veelal eenvoudige, maar charmante harmonieën en begeleiding waarmee ze vrijwel nooit de dramatische flair van de operacomponist ontkenden.

Tijdens zijn werk raakte de arrangeur steeds meer gefascineerd door hoe de liederen, die voor heel verschillende gelegenheden zijn geschreven en geen verband houden met de inhoud, toch de spannende kroniek van het leven van een componist overbrengen, van het jeugdige, bijna onschuldige liefdeslied naar Puccini’s laatste liederen met het indrukwekkende Morire, maar ook met kleine albumbladen, zoals de zetting van het Italiaanse gezegde Casa mia, casa mia, dat maar een paar maten duurt. Sommige liederen bieden ook een inkijkje in het atelier van de componist Puccini, die eerdere werken in zijn opera’s gebruikte. Een paar jaar later werd bv. de melodie van het lied Mentìa l’avviso, dat deel uitmaakte van zijn eindexamen aan het Conservatorium van Parma, de beroemde aria “Donna non vidi mai” van Des Grieux in zijn opera Manon Lescaut.

Puccini’s enthousiasme voor Wagner kwam onmiskenbaar naar voren in de “Preludio sinfonico”, gecomponeerd voor zijn eindexamen aan het Conservatorium van Milaan in 1882. Hoewel het kritisch werd ontvangen, werd een deel van dit werk door Puccini hergebruikt in zijn opera’s “Edgar” en “Le Villi”. Deze korte orkestfantasie ontvouwde zich in één deel (Andante mosso). De invloed van Wagners Lohengrin is te horen in de glinsterende kleuren van de orkestratie en de avontuurlijke chromatische harmonie. Dit vermengt zich met de zonnige Italiaanse invloeden van componisten als Pietro Mascagni en Amilcare Ponchielli.

Naast deze invloeden kunnen we de duidelijke stem van Puccini horen opkomen. Er zijn prikkelende voorafschaduwingen van Manon Lescaut en de sensuele, bitterzoete melodieën van La Bohème. Melodisch materiaal uit het stuk werd hergebruikt in Puccini’s vroege opera Edgar. Preludio Sinfonico is een dramatisch intermezzo dat wacht op een opera. Het majestueuze eerste thema bereikt een hoogtepunt van stijgende passie. Het tweede thema is een intieme, vloeiende wals in 6/4 maat. Op de laatste momenten lijkt de tijd, via een uitgebreide, transcendente harmonische progressie, stil te staan, terwijl de muziek wegglijdt naar een sereen, hemels droomlandschap.

“Capriccio sinfonico” bevat een heel reservoir aan latere operamelodieën, waarvan de meest opvallende een bijna noot-voor-noot anticipatie is op het begin van La bohème. Met zijn Capriccio Sinfonico, SC 55 voltooide Giacomo Puccini zijn studie in 1883 aan het Conservatorium van Milaan. Het is het meest uitgebreide van zijn drie orkestwerken en tevens zijn laatste. Afgezien van enkele kleinere werken, wijdde hij zich daarna uitsluitend aan de opera. Niettemin speelt de Capriccio Sinfonico een belangrijke rol in Puccini’s œuvre, niet alleen als bron van motieven voor de opera’s die volgden (zo lijkt het begin van het snelle middengedeelte van Capriccio Sinfonico bijna noot voor noot op het instrumentaal begin van La Bohème), maar ook vanwege het feit dat het zijn eerste omvangrijke compositie was die een zeer specifieke ‘Puccini-klank’ liet horen, waarin hij de traditie van de Italiaanse belcantostijl probeerde te combineren met Wagners behandeling van motivisch materiaal en de omgang met de orkest.

Puccini’s begrafenismuziek “Crisantemi”, gecomponeerd voor strijkkwartet, werd geschreven voor zijn eerste grote succes met Manon Lescaut, waar melodieën uit terugkomen. Puccini schreef het stuk ter nagedachtenis aan hertog Amadeo I van Savoye, die op 18 januari 1890 overleed. “Crisantemi” (chrysanten) is een kort jeugdwerk van Puccini. Volgens de componist zelf componeerde hij in 1890, deze sfeervolle elegie op één avond. Oorspronkelijk was het bedoeld voor strijkkwartet, later vond een uitbreiding tot strijkorkest plaats. In wezen gaat het om een korte trenodie, “Alla memoria di Amedeo di Savoia Duca d’Aosta” (1845-1890), doordrongen van melancholie. Amadeo I, (foto) de broer van de latere Italiaanse koning, Umberto I, was als rivaal van Leopold von Hohenzollern-Sigmaringen, van 1870 tot 1873, koning van Spanje.

Puccini gebruikte de beide hoofdthema’s in de vierde akte van zijn opera “Manon Lescaut”, gecomponeerd tussen 1889 en 1893, wanneer Manon haar desolaat einde vindt in de woestijn, “Sola, perduta, abbandonata” (“alleen, verloren en verlaten”). Puccini componeerde overigens in die periode nog drie menuetten voor strijkkwartet, een Minuetto (“A S.A.R. Vittoria Augusta di Borbone, Principessa di Capua”), Minuetto nr. 2  (“All’esimio violinista prof. Augusto Michelangeli”) en Minuetto nr. 3 (“All’amico maestro Carlo Carignani”), alle gepubliceerd omstreeks 1892.

De Amerikaanse tenor Charles Castronovo (1975) werd geboren uit een Siciliaanse vader en een Ecuadoriaanse moeder in Queens, New York, maar groeide op in Zuid-Californië. Hij studeerde aan de California State University, Fullerton voor een bachelor studie klassieke zang. Tijdens zijn tijd aan de universiteit kwam zijn talent onder de aandacht van William Vendice, de koorleider van de Los Angeles Opera, die hem meteen inhuurde als koorzanger. Hij begon zijn professionele carrière als resident artist bij de Los Angeles Opera en in de zomer van 1998 nam hij deel aan het prestigieuze Merola Opera Program van de San Francisco Opera. Later sloot hij zich aan bij het Lindemann Young Artist Development Program van de Metropolitan Opera.

Ivan Repušić (1978) studeerde directie aan de Muziekacademie van de Universiteit van Zagreb bij Igor Gjadrov en Vjekoslav Šutej en bleef zijn vaardigheden ontwikkelen bij gerenommeerde dirigenten als Jorma Panula, Gianluigi Gelmetti, Kazushi Ono en Donald Runnicles. Hij begon zijn professionele carrière bij het Kroatisch Nationaal Theater in Split (2002), waar hij chef-dirigent en directeur van de Opera was (2006-2009) en als eerste kapelmeester van de Staatsopera van Nedersaksen in Hannover (2010–2013). Hij debuteerde in de Deutsche Oper in Berlijn met Puccini’s La bohème (2011), waarna hij benoemd werd tot kapelmeester van het gerenommeerd operahuis (vanaf seizoen 2012/2013). Sinds 2014 vervult hij de nieuwe rol van eerste vaste gastdirigent.

Tracklist:

A te; Salve Regina

Ad una morta

Mentia l’avviso; Storiella d’amore

Sole e amore

Avanti Urania

Inna a Diana

E l’uccellino

Terra e mare

Canto d’anime; Dios y Patria

Casa mia, casa mia

Sogno d’or; Inno a Roma

Morire?

Preludio sinfonico

Capriccio sinfonico

Crisantemi

Puccini, I Canti Charles Castronovo, Münchner Rundfunkorchester, Ivan Repušić cd BR Klassik