Het Antwerp Symphony Orchestra presenteert een nieuwe cd box met 6 opvallende werken van de jonge, Vlaamse componist Peter Benoit. Deze opname van “De Oorlog” (1873), “Lucifer” (1865), “Noël” (1858), “Messe solennelle” (1860), “Te Deum” (1862) en “Requiem” (1863), zet de bijzondere Benoit-cyclus van het Antwerps symfonieorkest verder. Hun cyclus startte in 2013, met de opname van Benoits oratorium, “De Schelde”. Beluister meteen het Benedictus uit het Requiem. Een heuse ontdekking. Warm aanbevolen.
Peter Benoit (1834-1901) zorgde voor een renaissance in de Vlaamse muziek en componeerde prachtige koorwerken in het Nederlands, ondanks de culturele overheersing van het Frans in de toenmalige, Belgische samenleving. Veel van zijn composities werden uitgevoerd tijdens openluchtconcerten die door een groot publiek werden bijgewoond. Bovendien hielp hij mede ook verschillende Antwerpse kunstinstellingen oprichten, die tot op de dag van vandaag het lokaal cultureel leven bepalen. Benoits omvangrijk oeuvre omvat talrijke genres, van religieuze muziek in het Latijn tot monumentale oratoria in de volkstaal. Als trotse ambassadeur van de muziek van Benoit brengt het Antwerp Symphony Orchestra met deze cd-box het ultiem eerbetoon aan de geestelijke vader van de Vlaamse muziek, met een verzameling van zijn grootste meesterwerken, live uitgevoerd met een internationale cast van topsolisten, topkoren en vooraanstaande tot beroemde dirigenten.
Peter Benoit kreeg zijn eerste muzieklessen van zijn vader in zijn geboorteplaats, Harelbeke, en studeerde vanaf 1851 aan het Koninklijk Conservatorium in Brussel bij François-Joseph Fétis. Nadien vervolmaakte hij zich verder in orkestratie en orkestdirectie bij Karel Lodewijk Hanssens, de toenmalige directeur van de Muntschouwburg. In 1857 won Benoit als 23-jarige, de “Prix de Rome”, voor zijn cantate “Le Meurtre d’Abel”. In het jaar 1858 was hij in Duitsland, waar hij Keulen, Bonn, Leipzig, Dresden, Berlijn en München bezocht. In 1862 verhuisde hij naar Parijs, en werd er dirigent van het door Jacques Offenbach geleid “Théâtre des Bouffes Parisiens”. Een jaar later nam hij weliswaar ontslag. Alphonse Varney die eerder het “Théâtre de Gand” dirigeerde, werd er nl. de nieuwe dirigent. Benoit vestigde zich in Sint-Joost-ten-Node in Brussel en in 1867 werd hij directeur van de Vlaamse muziekschool, eerder de “École spéciale de musique de la Ville d’Anvers” (1844). Deze “École”, later muziekschool, werd in 1898, het Koninklijk Vlaams Conservatorium Antwerpen. Vandaag heet de school, het Koninklijk Conservatorium Antwerpen. Met de creatie in 1866 van zijn profaan oratorium Lucifer op een libretto van Emmanuel Hiel werd hij op slag bekend.
Het bijbehorend boekje bevat uitermate, deskundige testen van Jan Dewilde en Tom Janssens. Jan Dewilde (foto) behaalde zijn licenciaatsdiploma in de muziekwetenschap aan de Universiteit van Leuven. Sedert 1998 is hij werkzaam als wetenschappelijk coördinator van het Studiecentrum voor Vlaamse Muziek, als wetenschappelijk medewerker aan het Centrum voor teksteditie en Bronnenstudie van de Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal-en Letterkunde en voor het Orpheus instituut. Jan Dewilde is gespecialiseerd in de Vlaamse muziek uit de 19de eeuw en is de bibliothecaris van het Koninklijk Conservatorium van Antwerpen.
Musicoloog Tom Janssens (foto) is de nieuwe artistiek coördinator van Muziekcentrum De Bijloke in Gent. Hij studeerde musicologie aan de KU Leuven en in Berlijn en nadien deed hij nog aanvullende studies theaterwetenschappen (UIA), culturele studies, optie theaterwetenschappen en performancestudies (KU Leuven) en wijsbegeerte (KU Leuven). Als wetenschappelijk medewerker aan het Studiecentrum voor Vlaamse Muziek is hij specialist van de 19de eeuwse opera- en theatermuziek.
Na zijn studies componeerde Benoit in 1856 een driestemmige mis en 12 motetten ter ere van Maria, die in 1857 door Schott werden uitgegeven. Al deze werken dienden een strikt liturgische functie, maar uit het ambitieus en groots bezette ‘Stabat Mater’ (1853), wordt duidelijk dat Benoit zijn focus vergrootte en ook uitvoeringen in de concertzaal ambieerde. Ook ‘Kerstmis’ dat in 1858 in Berlijn ontstond, is een werk dat het midden hield tussen stemmige kerkmuziek en orkestraal gedachte koormuziek.
“Benoits ‘Kerstmis’ (“Noël”)”, zo vernemen we van Janssens, “werd voor het eerst opgevoerd op 25 december 1859 in de Brusselse Kathedraal Sint-Michiel en Sint-Goedele (foto), o.l.v. de door hem zeer gewaardeerde Fisher.” Joseph Fischer (1780-1862) was een operazanger, impresario en componist, die carrière maakte in Mannheim en Kassel, en die met de sopraan Anna Fischer-Maraffa, verschillende, succesvolle concert tournees door heel Europa maakte. “Voor de 25-jarige Benoit”, vervolgt Janssens, “was het een belangrijke gebeurtenis. Voor het eerst na het behalen van de Rome prijs kon hij zich op een religieuze hoogdag aan het Belgisch publiek presenteren. ‘De verdienste der schrijfkunst en de kennis der klankeffecten zijn erin harmonie met het onderwerp’, aldus Benoits mentor François-Joseph Fétis in zijn verslag aan de “Academie Royale de Belgique” (januari 1860). Ook de muziekpers was onder de indruk van dit klein werk. Volgens Le Guide Musical van 29 december 1859 bezat Benoit het zeldzaam talent voor kerkmuziek en hadden zijn orkestratie en koorbehandeling altijd een verheven sfeer, duidelijk anders dan bij dramatische muziekvormen die al te vaak uit zijn op effectbejag”.
“Benoit voltooide zijn “Messe solennelle”, zo gaat het verder, “in Parijs op 22 april 1860, minder dan een half jaar na de première van ‘Kerstmis’. Net zoals ‘Kerstmis’ werd ook de Hoogmis voor het eerst opgevoerd in de Brusselse kathedraal o.l.v. Joseph Fisher. De context van de uitvoering was prestigieus. De datum was 21 juli 1861, de nationale feestdag van België. Een dag tevoren, op de publieke generale repetitie, had ook de Brusselse muziekwereld kennis kunnen nemen van Benoits vorderingen als componist. Met zijn ‘Hoogmis’ maakte hij een verpletterende indruk. Na de première van de ‘Hoogmis’ werd Benoit beschouwd als een van ‘s lands meest prominente componisten”.
“Enkele maanden later”, weten we nog van Janssens, “op 21 juli 1863, weerklonk in de Brusselse kathedraal het nieuw, derde deel van Benoits religieuze tetralogie. Het ‘Te Deum’ was op dat ogenblik al meer dan anderhalf jaar oud, maar net als de ‘Hoogmis’, was ook die première een respectabele gebeurtenis. Opnieuw was een religieus werk van Benoit in de Brusselse kathedraal te horen o.l.v. Joseph Fisher in het kader van de nationale feestdag. De opvoering van Benoits ‘Te Deum’ was een feestelijke plechtigheid die bijgewoond werd door Leopold I (foto), pas hersteld van een ziekte, in aanwezigheid van het Belgisch corps diplomatique, de pauselijke nuntius en ministers uit Italië en Oostenrijk”. De vorst overleed echter twee jaar later in Laken.
“Benoits ‘christelijk muzikaal epos”, vervolgt hij, “dat in 1858 een aanvang nam met de Kerstcantate en dus de geboorte van Christus, besloot met een muzikale bezinning over de dood en het hiernamaals. Wanneer hij in februari 1863 in Parijs de laatste hand legde aan zijn ‘Requiem’, was hij nog steeds actief als dirigent bij “Les Bouffes Parisiens”. De première vond plaats op 23 september 1863 in de Kathedraal van Sint-Michiel en Sint-Goedele in Brussel in het kader van de Belgische onafhankelijkheidsfeesten. Jaarlijks werd en wordt omstreeks deze tijd, een Requiem opgedragen aan de gesneuvelden van de Belgische Omwenteling in 1830”.
“Het groots, driedelige oratorium “De oorlog” is zonder twijfel Peter Benoits magnum opus”, vernemen we vervolgens van Jan Dewilde. “Het libretto is van de dichter Jan Van Beers (1821-1888) en dateert van 1868. Vermoedelijk schreef hij de tekst onder de indruk van de gruwelen van de Amerikaanse Secessieoorlog (1861-1865) en van het Pruisisch-Oostenrijks conflict van 1866. Met de Frans-Duitse oorlog (1870) en, verder af, de eerste wereldoorlog in het vizier, stond Van Beers met zijn veroordeling van oorlogsgeweld niet alleen. Rond diezelfde tijd publiceerde Leo Tolstoi Oorlog en vrede, waarin hij reflecteert over de oorlog en over de krachten en wetmatigheden die tot geweld op grote schaal leiden.”
“In zijn tekst, laat Van Beers drie ‘stemmen’ aan het woord. Vooreerst zijn er fictieve wezens: geesten van het licht en van de duisternis als symbolen van het goede en het kwade in de mens; de cynische spotgeest en de aardgeesten die als een afschaduwing van de gnomen uit de romantische sprookjesliteratuur de belangrijkste vertelrol hebben. Daarnaast is er de mens die in de loop van het verhaal geïndividualiseerde gestalten van de soldaat, de arbeider, de vrouw… aanneemt, om dan op het einde de hele mensheid te symboliseren. Tenslotte zijn er allegorische figuren als ‘het geweld’ en ‘de dood’”.
“Het gedicht opent met het beeld van een paradijselijke figuur waarin de hoogmoedige mens – de koning der schepping – een wanklank vormt. In al zijn hoogmoed en machtswellust begint de mens een vreselijke strijd tegen zijn medemensen. De passage over de eigenlijke veldslag is in al zijn exuberantie duidelijk geschreven met het oog op een verklanking. Zeer geslaagd is het moment waarop overwinnaars en verliezers tegen elkaar op declameren, de enen zingen de lof van God, terwijl de anderen jammerend God in vraag stellen. Na de slag, terwijl de mens in al zijn slechtheid lijken berooft, volgt de bezinning. Genadiger dan die wrede mens is de dood die zich genadig over de stervenden buigt. Een stervende soldaat denkt aan zijn geliefde, een moeder jammert om haar zoon. In al zijn vertwijfeling roept de mensheid de geest der duisternis aan. Maar het is de geest van het licht die de mens het rechte pad toont: zelfbeheersing, openheid van geest en liefde in plaats van hovaardij, fanatisme en egoïsme. Gelijkheid, vrijheid en rationaliteit moeten zegevieren”.
Rolverdeling De oorlog:
Katrien Baerts: sopraan
Cécile van de Sant: alt (Moeder)
Frank van Aken: tenor (Eerste Gewonde)
Lars Terray: bariton (Tweede Gewonde)
Bastiaan Everink: bariton (De Mens, Geweld)
Charles Dekeyser: bas-bariton (Geest der Duisternis)
Ivan Thirion: bas-bariton (Spotgeest)
Beknopt overzicht van “Lucifer” uit het programma van de opvoeringen in 1922:
“De Natuur rust in volkomene onbewustheid. Omringd van de Geesten der Duisternis verschijnt Lucifer, de Geest des opstands. Hij bezweert de natuurkrachten, Aarde, Water en Vuur, hem te helpen in zijn voornemen: den Mensch tot de erkenning brengen zijner macht en hem verleiden tot opstand tegen de macht van God, welke hij wil vernietigen. 2de deel. De Aarde, het Water en het Vuur verklaren zich onderworpen aan Lucifer, en openbaren hem de middelen die zij willen aanwenden om den Mensch te verderven. 3de deel. Lucifer mislukt in zijn pogingen om den Mensch tot het kwaad te drijven. Geesten van Vrede, Licht en Liefde verschijnen. In deze laatsten stelt de Mensch gansch zijn betrouwen; zijne kracht wil hij gebruiken ten goede en wint daartoe het ware geluk.”
Rolverdeling Lucifer:
Renate Arends: sopraan
Maria Fiselier: alt
Marcel Reijans: tenor
André Morsch: bariton
Werner Van Mechelen: bas
De uitvoerders zijn Antwerp Symphony Orchestra, beurtelings o.l.v. Jac van Steen (De oorlog), Bart Van Reyn (Lucifer), Martyn Brabbins (Hoogmis en Te Deum), Jan Willem de Vriend (Kerstmis) en Edo de Waart (Requiem), het Choeur de Chambre de Namur en het Octopus Symphony Chorus, het Meisjeskoor Waelrant en het Waelrant Kinderkoor. De andere vocale solisten zijn Alvaro Zambrano (tenorsolist in Kerstmis) en Yves Saelens (tenorsolo in Hoogmis).
Peter Benoit Heaven And Hell Antwerp Symphony Orchestra Fuga Libera 5 cd FUG825