Bedrich Smetana’s cyclus is niet alleen het hoogtepunt van zijn symfonisch oeuvre, het neemt ook een unieke positie in de Tsjechische muziek en brengt een heel speciale boodschap van nationaal karakter over voor de Tsjechische samenleving. Deze uitgave viert zowel de tweehonderdste verjaardag van Smetana’s geboorte als het begin van het Jaar van de Tsjechische Muziek in 2024, dat sinds Smetana’s 100ste verjaardag in 1924, om de tien jaar wordt gevierd.
De oprichting van het Tsjechisch Theater (Národní divadlo) in 1862, leek Smetana (1824-1884) de gelegenheid en de kans op succes te bieden, die hij nodig had en die hij greep met de compositie van zijn eerste opera’s, “De Brandenburgers in Bohemen” en “De verkochte bruid”. In 1866 werd hij benoemd tot chef-dirigent maar daarna kreeg hij voortdurend kritiek te verduren. In 1874 kwamen daarbij de eerste tekenen van doofheid, tegen oktober van hetzelfde jaar was zijn gehoor volledig verdwenen. “Má Vlast” werd overigens grotendeels gecomponeerd nadat hij doof geworden was en zijn strijkkwartet, “Uit mijn leven”, is een autobiografisch werk waarin hij o.a. het oorsuizen uitbeeldde waaraan hij tijdens zijn doofheid leed. Zijn laatste jaren brachten weliswaar financiële moeilijkheden met zich mee, maar zagen toch ook de compositie van die zes opmerkelijke symfonische gedichten die samen “Má Vlast” vormden. Tegen 1882 was de gezondheid van Smetana aanzienlijk verslechterd, wat leidde tot afasie, hallucinaties en waanzin. Zijn familie kon hem uiteindelijk niet meer verzorgen en op 23 april 1884 liet men hem opnemen in de psychiatrische kliniek “Kateřinky” in Praag, waar hij een paar weken later, op 12 mei 1884, op 60-jarige leeftijd overleed.
De zes symfonische gedichten, gecomponeerd tussen 1874 en 1879, waarvan Vltava (Moldau) tegenwoordig het bekendst en populairst is, hebben elk geografische of historische verwijzingen naar bepaalde plaatsen of de geschiedenis van Tsjechië. Elk symfonisch gedicht beschrijft nl. een aantal aspecten van het landschap, de geschiedenis of de sagen en legenden van Bohemen. Vyšehrad (Het Hoge Kasteel) bv. beschrijft het kasteel Vyšehrad in Praag, waar verschillende, Tsjechische koningen woonden. Vltava schetst een tocht door het Boheems landschap langs de rivier Vltava en Šárka, werd genoemd naar de Amazonekoningin Šárka, die wraak zwoer jegens de moordenaars van Libuše. In dit sprookje bindt Šárka zichzelf vast aan een boom om zo als lokaas te dienen. Ze wacht aan de boom tot ze zal worden gered door prins Ctirad. Ze wisselen woorden en de prins wordt snel verliefd. Ze trouwen snel en ze deelt aan de moordenaars drank uit. Wanneer ze in slaap vallen, laat Šárka haar hoorn schallen, waarop de andere Amazonevrouwen komen en alle moordenaars vermoorden.
In “Z českých luhů a hájů” (Uit Bohemens wouden en beemden), de muzikale uitdrukking van het wezen van de natuur, hoort u de klanken van een polka, die de bevlogen volksdansen van de boeren weergeven. Tábor beschrijft de gelijknamige stad in het zuiden van Bohemen, die een belangrijke rol speelde tijdens de Hussietenoorlogen, en ook het zesde en laatste symfonisch gedicht, Blaník, evoceert de oorlogen in de 15de eeuw, waarbij de Hussieten, de volgelingen van de kerkhervormer, Jan Hus, vochten voor hun religieuze overtuiging.
Bedřich Smetana’s sublieme cyclus symfonische gedichten “Má vlast” (“Mijn Vaderland”), is niet alleen het hoogtepunt van zijn symfonisch oeuvre, het neemt ook een vrijwel unieke positie in de Tsjechische muziek in, omdat het een zeer speciale boodschap van nationaal karakter voor de Tsjechische samenleving overbrengt. De uitvoering van de hele cyclus is trouwens altijd een heel bijzondere gebeurtenis in Tsjechië en veel van deze uitvoeringen zijn verbonden met belangrijke historische gebeurtenissen. Sinds het eerste jaar van het Praags Lentefestival in 1946, is de cyclus bv. een integraal onderdeel van het openingsconcert, traditioneel op 12 mei, de sterfdag van Smetana. Toen de communisten in Praag na de Fluwelen Revolutie niet meer aan de macht waren, kwam de dirigent Rafael Kubelík, op uitnodiging van Václav Havel terug naar Tsjechië. Hij dirigeerde in 1990 op het openingsconcert van het Praags Lente Festival, Má Vlast.
Semyon Bychkov (1952), een Amerikaanse dirigent van Russische afkomst, werd geboren in Leningrad in de Sovjet-Unie (nu Sint-Petersburg, Rusland), waar hij tien jaar lang studeerde, eerst aan de Glinka-koorschool, later bij Ilja Moesin aan het Conservatorium. In 1973 won hij het Rachmaninov-dirigeerconcours en werd hij gevraagd om de toenmalige Leningrader Filharmonie te dirigeren. Het concert werd echter afgelast vanwege Bychkovs politieke ideeën die de Sovjets onwelgevallig waren. In 1974 emigreerde hij naar de Verenigde Staten. Van 1980 tot 1985 was Bychkov vaste dirigent van de Grand Rapids Symphony en eerste gastdirigent van de Buffalo Philharmonic. Van dit laatste orkest was hij de vaste dirigent van 1985 tot 1989. Van 1989 tot 1998 was hij dirigent van het Orchestre de Paris en in diezelfde periode van 1990 tot 1994 ook van het Sint-Petersburgs Filharmonisch Orkest, hetzelfde orkest waar hij in 1973 was weggestuurd. Hij was van 1995 tot 1998 verbonden aan Maggio Musicale Fiorentino te Florence en daarna tot 2003 chef van de Semperoper in Dresden. Daarna vertrok hij naar Keulen om tot 2010 dirigent te zijn van het WDR Sinfonieorchester. Bychkov was al vaak als gastdirigent opgetreden bij de Tsjechische Filharmonie in Praag toen hij er in 2019 tot chef-dirigent werd benoemd. Daarnaast bekleedt hij de Günter Wand Conducting Chair bij het BBC Symphony Orchestra.
Smetana Má Vlast Czech Philharmonic Semyon Bychkov cd Pentatone PTC5187203