Robert Schumann (1810-1856) was één van de belangrijkste figuren van de Duitse romantiek. Samen met Felix Mendelssohn-Bartholdy, bedacht hij, in het bijzonder in zijn Leipzigse periode (1828-1844), de stijl en de klank van het tijdperk. Zijn symfonieën en concerti, kamermuziek en liederen, en vooral zijn pianowerken, behoren tot de belangrijkste composities van de Duitse 19de eeuw. Zijn oeuvre is dan ook een integraal onderdeel geworden van de hoogstaande, Europese muziekcultuur. Voor het derde deel van de Schumann-collectie die Pierre en Théo Fouchenneret samen initieerden, bundelden ze de krachten met Victor Julien-Laferrière en Lise Berthaud om de volledige Trio’s voor piano en strijkers en zijn Kwartet voor piano en strijkers uit te voeren. Deze vier meesterwerken onthullen zowel de invloed van Felix Mendelssohn, Roberts liefde voor Clara als de sterke persoonlijkheid van een componist die in het bezit was van een uitbundig poëtisch universum.
De naam Robert Schumann wordt over het algemeen gelieerd aan pianomuziek, aan liederen en aan Clara, geboren Wieck (foto), zijn vrouw en talentvolle pianiste, met wie hij een tumultueuze relatie had. Maar, het leven van Schumann werd vaak vertroebeld door perioden van depressie en emotionele beroering, en wel in die mate dat hij de laatste twee jaar van zijn leven doorgebracht in een inrichting, gekweld door opwellingen van paranoia en waanzin, gecombineerd met geheugenverlies. Ondanks of misschien wel dankzij zijn turbulente, emotionele toestand, is Schumann erin geslaagd om honderden composities te voltooien, variërend van grootse orkestwerken tot intieme liederen en zelfs een volwaardige opera.
De geniale muziek van Robert Schumann was onveranderlijk verbonden met de dramatische gebeurtenissen in zijn leven. Schumann verwerkte zowel zijn liefde voor Clara als zijn pianistische frustraties in zijn muziek, die vaak werd gecomponeerd met Clara in gedachten, zowel romantisch als muzikaal. In tegenstelling tot het eerste decennium van zijn carrière, dat bijna volledig in het teken stond van pianomuziek, componeerde Schumann in de jaren 1840 niet veel solo-pianomuziek en produceerde hij slechts een handvol fuga’s en de “12 Klavierstücke für kleine und große Kinder, op.85 (1849) voor 4-handig klavier. Hoewel zijn Pianotrio’s van latere datum zijn (1847-1851), werd het jaar 1842, in dat jaar componeerde hij wel zijn Phantasiestücke voor pianotrio, op. 88, bekend als het jaar van zijn kamermuziek. Schumann achtte bv. het strijkkwartet als genre bijzonder hoog, beschreef het als nobel en beschouwde het als een van de meest onthullende, muzikale uitdrukkingen, in termen van compositorisch vakmanschap. Tijdens enkele hectische zomerweken in 1842, voltooide hij er meteen drie strijkkwartetten na elkaar en presenteerde ze aan zijn vrouw Clara op haar 23ste verjaardag in september.
Robert Schumann was in veel opzichten typerend voor de tijd waarin hij leefde. Hij combineerde in zijn muziek een aantal van de belangrijkste kenmerken van de romantiek, zoals hij dat deed in zijn leven. Schumanns literaire gevoeligheid was uitzonderlijk ontvankelijk voor de ideeën en de wereld van fantasieën en sprookjes. Zijn poëtische “Hausmusik” voor huishoudelijke consumptie, vertegenwoordigde een beweging van de uiterlijke naar de innerlijke gevoelswereld. Schumann was een meester van de uitgesproken intieme, romantische dichterlijkheid. Ondanks zijn wrok dat Clara’s populariteit als pianiste zijn eigen bekendheid als componist overtrof, slaagde Schumann erin om zijn gefrustreerde emoties in compositorische productiviteit te veranderen. In februari 1842 begon hij aan zijn eerste twee strijkkwartetten die hij in de zomer voltooide, en in juli componeerde hij een derde. Het pianokwintet werd in oktober gecomponeerd en in november voltooide hij zijn pianokwartet. In deze zeer productieve periode verkende de componist, veelal op instigatie van Clara, een reeks stijlen, met ingewikkelde fuga’s en lichtere motieven uit Haydns en Mozarts tijd. Van de meest impulsieve uitbundigheid naar de meest ingetogen meditatie, van de meest intense passie naar de meest onschuldige tederheid, vormt dit programma een representatief panorama van Schumanns kamermuziek.
Schumannn componeerde zijn eerste twee pianotrio’s in 1847. Het was in deze werken dat hij in zijn kamermuziek voor het eerst de Italiaanse termen verving door Duitse, bv. “Sehr lebhaft”, “Mit innigem Ausdruck”, “Mit Energie und Leidenschaft”, “Langsam, mit inniger Empfindung” of “Mit Feuer”. Nadat hij zijn creatieve vrijheid op de proef had gesteld met de Phantasiestücke, genoot Schumann steeds meer van de klanken en het muzikaal discours van strijkers en piano, en van de uitbundige energie en passie die doorschijnt in op. 63 tot de diepe overtuigingen uitgedrukt in op. 110, werken van een ongelooflijke lyriek en pure betovering.
Schumanns eerste twee pianotrio’s werden kort na elkaar geschreven, ondanks de grote kloof tussen de opusnummers. Het tweede pianotrio was bruisender en opgewekter van stemming dan het eerste trio. Schumann zei dat het een “vriendelijkere en directere indruk” maakte dan zijn voorganger. Het eerste pianotrio op. 63 heeft een intens romantische stijl en is het meest gevierde trio van Schumann in het moderne repertoire. Het openingsdeel begint met een stijgend thema dat aanvankelijk in contrapunt te horen is tussen de bas van de piano en de viool. Het stuwende stippelritme van het scherzo deelt zijn soepel stijgende contour met het vloeiende triogedeelte. Het derde deel bevat een duet tussen viool en cello, en gaat zonder pauze door naar de heroïsche tonica-majeurfinale.
Schumanns genialiteit blijkt uit de manier waarop het relatief vredig tweede thema van het eerste deel van zijn Trio nr. 2 op. 80, nieuw en fris klinkt, ondanks dat het een ritmisch gewijzigde versie van het eerste thema is. De doorwerking bevat een citaat uit “Intermezzo”, uit Liederkreis Op. 39. Het intiem expressieve tweede deel opent met een aanhoudende melodie in de viool over een begeleiding bestaande uit de cello en de piano met de linkerhand in strikte canon. Ook het wals achtig derde deel is uitgebreid gebaseerd op canonische imitatie. Het materiaal van de finale is dan weer grotendeels gebaseerd op het samenspel tussen drie contrasterende elementen van het eerste thema, een soepel kronkelend stukje pianomelodie, een staccato antwoord in de cello en een stuwende voortzetting in de viool. Schumanns Pianotrio nr. 3 in sol klein, werd gecomponeerd in 1851, en werd uitgeven als op. 110. Het werk werd in Düsseldorf gecomponeerd en werd voor het eerst publiekelijk uitgevoerd in Leipzig in 1852, en opgedragen aan Niels Gade.
Collection Schumann Trios et quatuor pour piano et cordes Pierre Fouchenneret Lise Berthaud Victor Julien-Laferrière Théo Fouchenneret 2 cd b records LBM059