Om het 75-jarig jubileum van het Beierse Radio Symfonie Orkest (BRSO) in 2024 te vieren, brengt het label BR-KLASSIK voor het eerst, niet eerder uitgebrachte opnames van concerten uit op cd en als stream. Fragmenten uit Richard Strauss’ komische opera “Die schweigsame Frau” werden in november 1960 geproduceerd als studio-opnames voor een televisieprogramma. De indrukwekkende cast was vrijwel identiek aan die van de operaproductie op de Salzburger Festspiele in 1959 onder leiding van Karl Böhm.
Na Strauss’ eerste opera’s ‘Der Kampf mit dem Drachen’ (1876), ‘Guntram’ (1893) en ‘Feuersnot’ (1901), kwam in 1905, de grote doorbraak met het omstreden ‘Salome’. Een opera op een bewerking van het drama van Sofocles, ‘Elektra’, was het begin van een succesvolle samenwerking met zijn vaste librettist Hugo von Hofmannsthal. Zo begon ongeveer het succesverhaal van de (als we de tweede versie van ‘Ariadne auf Naxos’ en ‘Des Esels Schatten’ er bij rekenen), 18! opera’s van Richard Strauss.
Zeer succesvol tijdens zijn leven, was Strauss wereldwijd vooral gewaardeerd als operacomponist en zijn positie in de geschiedenis van de muziek is 65 jaar na zijn dood nog steeds onmiskenbaar. Hoewel het middelpunt van zijn leven in het Beierse Garmisch lag, onderhield hij talrijke bindingen met Wenen. Vooral de nauwe contacten met de dichter Hugo von Hofmannsthal (foto), de decorontwerper Alfred Roller en zijn laatste librettist Joseph Gregor, verbonden hem met de oude, barokke Residenzstadt. Hij was trouwens in de periode 1919-1924 samen met Franz Schalk, directeur van de Opera van Wenen.
Na het overlijden van Hugo von Hofmannsthal in 1929, leek het componeren van opera’s voor Strauss beëindigd te zijn. In 1931 kwam het weliswaar tot samenwerking met Stefan Zweig, die Strauss voorstelde om een libretto naar “Epicoene, or the Silent Woman” (1609) van Ben Jonson (1572-1637) te schrijven. Het resultaat werd “Die schweigsame Frau” en het Theatermuseum bewaart het handgeschreven libretto. De plaats van Zweig in het leven en oeuvre van Strauss liep weliswaar vooruit op zijn samenwerking met Joseph Gregor (1888-1960) (foto). Een jaar na de verkiezingsoverwinning van en de machtsoverdracht aan de nazi’s vluchtte de joodse librettist Stefan Zweig (foto) naar Londen, waardoor Richard Strauss op zoek moest naar een nieuwe librettist.
Oorspronkelijk aanbevolen door Zweig, schreef Joseph Gregor drie libretti voor Richard Strauss, ‘Friedenstag’ (1938), ‘Daphne’ (1938) en ‘Die Liebe der Danae’ (1944) alsmede bijdragen aan de teksten van ‘Capriccio’ (1942) en het postuum opgevoerd, ‘Des Esels Schatten’. Na de voltooiing van ‘Danae’ werd Strauss in 1940, op voorstel van Heinz Drewes (hoofd van het departement muziek van de Reichsmusikkammer) en van Hans Joachim Moser, (hoofd van de dienst muziek van het Reichsministerium für Volksaufklärung und Propaganda) gevraagd om samen te werken met Gregor om het libretto van de opera (Oper mit Tanz), ‘Jessonda’ uit 1823, van Louis Spohr (1784-1859) te herwerken. Deze opera was immers één van de eerste voorbeelden waarin Sprache, Musik und Theater in einem Gesamtkunstwerk verbonden werden, een idee dat Wagner zou uitwerken. Toen Gregor aangeboden werd de tekst van de opera ‘Die schweigsame Frau’ te herschrijven ter vervanging van de tekst van Stefan Zweig, weigerde Strauss dat en trok zich ook terug uit het Jessonda project.
Na het overlijden van Hugo von Hofmannsthal had Strauss niet verwacht nog een andere tekstschrijver van hetzelfde niveau te kunnen vinden. Ook toen de connectie met Stefan Zweig tot stand kwam, had Strauss daar aanvankelijk twijfels over. De compositie begon in 1932 en in januari 1933 presenteerde Zweig het laatste deel van zijn libretto, dat Strauss omschreef als “het beste libretto voor een opéra comique sinds Figaro”. De compositie was grotendeels voltooid in oktober 1934, hoewel Strauss in januari 1935, een potpourri-ouverture toevoegde. De wereldpremière van “Die Schweigsame Frau” in juni 1935 o.l.v. Karl Böhm, kwam slechts met grote moeite tot stand en de opera werd reeds na vier opvoeringen geannuleerd.
Het verhaal gaat over de gepensioneerde Sir Morosus, die geen herrie kan verdragen (Nur Ruhe!), maar desondanks verzorgd wordt door een praatzieke huishoudster. Tot overmaat van ramp trekt zijn neef en enige erfgenaam, Henry bij hem in met een groep lawaaiige theatermensen. Tot het uiterste gekweld zet Sir Morosus uiteindelijk zijn neef en die vrienden op straat, onterft hem, en vraagt zijn kapper een meer zwijgzame echtgenote voor hem te zoeken. De kapper speelt echter onder één hoedje met Henry, waardoor de huwelijkszaken heel anders uitlopen dan Sir Morosus had gehoopt…
In Strauss’ opera gaat het om de gepensioneerde admiraal Sir Morosus, een cholerisch persoon die zijn naam alle eer aandoet, gelet op de betekenis van ‘morose’ in het Engels. Hij kan geen geluid meer verdragen sinds hij als jonge matroos met kruitkamer en al, de lucht in is gevlogen. Zijn oren zijn nooit hersteld van deze klap en sindsdien verdraagt hij alleen nog maar het lawaai dat hij zelf maakt. Als zijn verloren gewaande neef Henry plotseling opduikt als beroepszanger, met in zijn gevolg een complete Italiaanse ‘opera troupe’, onterft hij hem ter plekke wegens zijn onwaardige beroepskeuze en het veroorzaken van lawaai. Hij geeft zijn barbier opdracht een jonge, stille, ingetogen vrouw voor hem te regelen. Daarmee krijgt zijn vermogen een toekomstige bestemming en raakt hij en passant van zijn praterige huishoudster af. De barbier zet een schijnhuwelijk met Aminta in scène, de vrouw van de onterfde neef. Dit wordt gevolgd door een kortdurende periode waarin Morosus door zijn nieuwe vrouw wordt geterroriseerd. Vervolgens schiet de barbier te hulp en laat tijdens een schijnproces het schijnhuwelijk ontbinden. De opgeluchte Morosus vergeeft zijn neef, ook al is hij door hem en diens vrouw voor de gek gezet. “Wie wunderbar ist doch eine junge, schweigsame Frau, aber wie wunderbar erst, wenn sie die Frau eines andern bleibt!”
Rolverdeling :
Hans Hotter (Sir Morosus)
Hermann Prey (Barbier)
Fritz Wunderlich (Henry)
Ingeborg Hallstein (Aminta)
Heinz Wallberg (1923-2004), geboren in Herringen, in Westfalen, studeerde trompet, viool en piano. Hij hielp zijn gezin te onderhouden met zijn muzikale opleiding nadat zijn vader arbeidsongeschikt werd. Tijdens de Tweede Wereldoorlog was hij een morsecode-operator en leidde hij tegelijkertijd een legerband en een strijkkwartet. Na de oorlog studeerde hij aan de conservatoria van Dortmund en Keulen. Hij debuteerde als dirigent in Münster met Mozarts Figaro. Hij werd in 1954 de belangrijkste muziekdirecteur in Augsburg en in 1955 in Bremen.
In 1957 nam hij een scène op uit Wagners Lohengrin, met het Philharmonia Orchestra in Londen en de zangeressen, Elisabeth Schwarzkopf en Christa Ludwig, in een productie van Walter Legge. Hij nam ook Mendelssohns Symfonie nr. 4 op, en zijn toneelmuziek bij A Midsummer Night’s Dream. In 1963 dirigeerde hij Der Rosenkavalier in de Royal Opera, Covent Garden, en hij opende het Operafestival van München in 1962 met een uitvoering van Die schweigsame Frau van Richard Strauss. Van 1964 tot 1975 was Wallberg chef-dirigent van het Tonkünstler Orkest, Wenen. Hij bekleedde dezelfde functie bij het Munich Radio Orchestra van 1975 tot 1982 en bij het Essen Philharmonic van 1975 tot 1991.
Hij was de eerste West-Duitse dirigent die na de opsplitsing van Duitsland, in Oost-Duitsland mocht dirigeren. Zijn debuut als dirigent in de Verenigde Staten vond pas plaats in 1991. De laatste 37 jaar van zijn leven trad hij elk jaar op met het Japanse NHK Symphony Orchestra. Hij dirigeerde de Nieuw-Zeelandse première van Wagners Die Meistersinger von Nürnberg in 1990 en werd in 1982 genomineerd voor een Grammy Award voor zijn opname van Weinbergers opera Schwanda the Bagpiper. In 1959 gaf hij een concert in de Sint-Pietersbasiliek, Rome, voor paus Johannes XXIII. Heinz Wallberg stond hoog aangeschreven als dirigent van de symfonieën van Anton Bruckner. Andere opnames waren onder meer Engelbert Humperdincks Königskinder en La bohème van Ruggero Leoncavallo. Wallberg overleed in Essen op 81-jarige leeftijd.
Richard Strauss Die Schweigsame Frau Fritz Wunderlich Hermann Prey Ingeborg Hallstein Hans Hotter Symphonieorchester des Bayerischen Rundfunks Heinz Wallberg cd BR Klassik 900219