Freud heeft een blijvende invloed op ons zelfbeeld. Maar, hoe werden hij en de psychoanalyse gevormd door het Wenen van rond 1900? Het nieuw boek van Frank Tallis draait om het leven van Freud en situeert het ontstaan van zijn revolutionaire ideeën tegen de achtergrond van Wenen aan het begin van de 20ste eeuw. Een kroniek van de Gouden Eeuw van Wenen en de invloed van Freud op de moderne wereld door een klinisch psycholoog, wiens mysterieromans de basis vormen van PBS’ Vienna Blood-serie.
“Tot op de dag van vandaag”, schrijft Tallis, “wordt Wenen soms aangeduid als de stad van dromen vanwege de associatie met Freud en zijn meesterwerk, Traumdeutung. Freuds roem inspireert ons om de gouden tijd van Wenen te bezien door een freudiaanse lens. Wenen reageerde op Freud – met nieuwe kunst, muziek en wetenschap – en Freud reageerde ook op Wenen. De psychoanalyse werd sterk gevoed door de bijzondere Weense omgeving. De wederzijds vruchtbare dialoog tussen Freud en zijn ‘thuisstad’ is enigszins onderbelicht gebleven ten gunste van de mythe van het eenzaam genie. Maar het is vrijwel onmogelijk je voor te stellen dat de ontdekking van de psychoanalyse ergens anders dan in Wenen had kunnen plaatsvinden”.
Op de grote sites langs de negen ringen die samen de nieuwe ringweg vormden, konden niet alleen openbare gebouwen gebouwd worden. Daarom kregen de leden van de opkomende burgerij (waaronder veel joodse burgerij) de gelegenheid bouwgrond te kopen om prachtige paleizen langs de belangrijkste boulevard van de Reichshaupt- und Residenzstadt te bouwen. Deze werden centra van het economische, sociaal en cultureel leven van de stad. Eén van de beroemdste was het Palais Lieben-Auspitz, dat vandaag het café Landtmann herbergt. Freud kwam er dagelijks en een onbekende Gustav Mahler kwam er bij Karl Goldmark steun vragen voor zijn kandidatuur als dirigent van de Hofoper. Berta Zuckerkandl leidde daar trouwens ook haar beroemd literair salon.
In het Palais Todesco (foto) nabij de opera ontving barones Todesco regelmatig Weense beroemdheden. Even beroemd was ook het Palais Ephrussi aan de Schottentor. Adellijke families bewoonden met hun bedienden vaak het hele gebouw terwijl anderen hun Palais gedeeltelijk verhuurden. Zelfs twee Habsburgers hadden een woonst op de ringweg. Aartshertog Ludwig Viktor, de jongste broer van keizer Franz Joseph, liet een paleis aan de Schwarzenbergplatz bouwen en Aartshertog Wilhelm gaf Theophil Hansen, de architect van het Haus des Wiener Musikvereins, de opdracht voor de bouw van een prachtig paleis aan de Parkring. Veel van die voormalige paleizen zijn vandaag magistrale luxe hotels.
De liberaal, artistieke samenleving werd in Wenen bijeen gehouden door tal van artistieke, filosofische en wetenschappelijke relaties. De psychoanalyse van Freud, de taalfilosofie van Wittgenstein, de functionele bouwstijl van Loos, het twaalftoonstelsel van Schönberg, de schilderkunst van Schiele, Kokoschka of Klimt, de literatuur van Musil en Zweig, de aforismen van Kraus.
De fin-de-siècle tijd in Wenen kreeg vanaf midden jaren ’70 van de 20ste eeuw meer en meer belangstelling n.a.v de herontdekking van de schilderijen van Gustav Klimt. Die herontdekking was een onderdeel van de herontdekking van het Symbolisme in het algemeen. De aandacht voor de nazitijd raakte op het achterplan en het modernisme was voorbij. De stad waar men het post modernisme vandaan haalde was Wenen. Maar dan het oude, moderne Wenen, het Wenen van rond 1900. De hernieuwde aandacht die de stad kreeg leidde tot de vaststelling dat rond 1900 Wenen dé stad was van vernieuwende, artistieke creativiteit. Zowel op gebied van kunst (Klimt, Schiele), literatuur (Musil, Schnitzler, Zweig), filosofie (Wittgenstein), muziek (Mahler, Schönberg), architectuur (Loos), economie (Schumpeter) en psychologie (Freud).
De stad die bekendstaat om zijn beroemde koffie- en operahuizen was destijds het cultureel centrum van Europa. De theorie die Freud ontwikkelde over de menselijke geest had alleen toen en daar kunnen ontstaan. Wenen was een stad waarin oude en nieuwe kunstopvattingen botsten, en waar de elite er bedreven in was geraakt de grandeur van weleer als façade in ere te houden. Het wegkijken van armoede en negeren van vuil en stank door zijn cliënten inspireerden Freud mede tot zijn visie over onderdrukking en het onderbewuste. Tallis laat zien hoe de psychoanalyse onze hedendaagse visie op onszelf en de wereld waarin we nu leven heeft beïnvloed.
“Vijfentwintig jaar lang, van 1890 tot 1915,”, zo vervolgt Tallis, “was Wenen een stralend baken van de Verlichting, aangedreven door een ongekend aantal intellectuelen van wereldklasse, die allemaal bij elkaar woonden binnen enkele vierkante kilometers. Ze ontmoetten elkaar en wisselden ideeën uit in de beroemde koffiehuizen van Wenen, waar het smakelijke (koffie en taart) en het cerebrale (verhitte debatten) plezierig gecombineerd werden met biljarten, geroddel en het lezen van kranten. Scheikundigen en violisten, romanschrijvers en biologen, theaterdirecteuren en wiskundigen deelden met genoegen dezelfde tafels. De koffiehuizen van Wenen waren intellectuele smeltkroezen, en algemeen wordt aangenomen dat de uitwisseling van ideeën tussen uiteenlopende disciplines de drijvende kracht was van het succes van Wenen”.
Psycholoog Tallis werpt een brede en fascinerende blik op hoe Sigmund Freud vorm kreeg en werd gevormd door de culturele gisting van het Wenen van eind 19e en begin 20e eeuw. Tallis volgt Freud vanaf zijn opvoeding in een klein Moravisch dorp tot aan zijn verankering als de vader van de psychoanalyse en spaart geen enkel detail bij het weergeven van de vele kanten van zijn onderwerp. Tallis kent ‘unieke’ literaire waarde toe aan de geschriften van Freud en beweert dat zijn Traumdeutung kan worden gelezen ‘als een experimentele roman in de eerste persoon’, in de trant van werken van James Joyce en Marcel Proust.
Triviale anekdotes (Freud was nauwgezet over zijn uiterlijk en ‘bezocht elke dag de kapper’) gaan samen met meer substantiële karakteranalyses, zoals wanneer Tallis onthult dat Freud enerzijds ‘in staat was tot manipulatie en bedrog’ en anderzijds tot intellectuele samenwerking. Tallis merkt voortdurend op dat psychologie een van de vele vakgebieden was, die samen met wiskunde, wetenschap, geneeskunde, kunst en filosofie, destijds in Wenen enorme veranderingen ondergingen. Tallis onderzoekt Freud in de context van intellectuele stromingen als de romantiek en het modernisme en merkt op dat Freud niet altijd een revolutionaire denker was omdat zijn ideeën nieuw waren, maar omdat hij de inzichten van zijn voorgangers op innovatieve manieren samenvoegde en interpreteerde. Verbluffend in zijn breedte en diepte, is dit een magistrale behandeling van een torenhoge denker.
De productieve romanschrijver en klinisch psycholoog Tallis, wiens meest recente non-fictieboek The Act of Living was, stelt dat weinig grote denkers meer belasterd zijn dan Sigmund Freud. “Maar, zo schrijft de auteur, ‘extreem Freud-bashing’ wordt gecompenseerd door even ‘onbehulpzame’, al te eerbiedige volgers. Tallis is een bewonderaar maar zeker geen aanbidder en geeft een deskundig portret van een briljante, obsessieve, meedogenloze figuur die ‘in sommige dingen gelijk had en in andere dingen ongelijk’. Hij was ook een getalenteerde maar ‘zeer ongelijke’ schrijver wiens wetenschappelijke artikelen vaak een oefening waren in ‘narratieve verfraaiing en opportunistische verkeerde voorstelling van zaken’. Freud, een ambitieuze jonge neuroloog in een tijdperk waarin psychische stoornissen als hersenziekte werden gezien, was niet de eerste die ze als het resultaat van traumatische herinneringen beschouwde of de ‘praatgenezing’ toepaste, maar zijn charisma, energie en literaire vaardigheden produceerden ‘een nieuwe manier om de geest, relaties, geschiedenis en cultuur te begrijpen”.
Uit Freuds latere geschriften blijkt dat collega’s aanvankelijk woedend waren en hem schuwden, maar Tallis schrijft ronduit dat dit fictie is. De Gouden Eeuw van Wenen aan het einde van de 19e eeuw stond open voor nieuwe ideeën op het gebied van kunst en wetenschappen, en Freud trok al snel een loyale aanhang. Tegen de tijd van zijn Amerikaanse tournee in 1909, was hij een internationale beroemdheid. Sinds zijn dood zijn de neurowetenschappen en de therapeutische vooruitgang niet gunstig geweest voor sommige van zijn theorieën, en sommige lezers zijn het misschien eens met Tallis’ vergelijking met Karl Marx. Beide onthulden echte inzichten in de menselijke conditie die zich niet vertalen in praktische voordelen. De marxistische economie heeft een slechte staat van dienst, en de psychoanalyse is geen ‘genezing – of, zoals genezingen luiden, geen erg goede’. Toch blijft Freud een diepgaande invloed uitoefenen op de moderne cultuur.
In “Mortal Secrets” belicht Frank Tallis op briljante wijze Sigmund Freud en zijn tijd, waarbij hij de lezer meeneemt in de geest van een van de meest invloedrijke denkers van de twintigste eeuw. Hij beschrijft de evolutie van de psychoanalyse en opent Freuds leven om het Wenen waarin hij leefde te omarmen. Levens van de mensen met wie hij omging, van Gustav Klimt tot Arnold Schönberg, Egon Schiele tot Gustav Mahler. Mortal Secrets is een spannend boek over een onstuimige tijd in een van de mooiste steden ter wereld en de lange schaduw ervan die zich uitstrekt van de twintigste eeuw tot vandaag. “Mortel Secrets” werd vertaald door Ton Zwaan.
Frank Tallis is schrijver en psychotherapeut. Hij is expert op het gebied van obsessies en dwangneuroses. In 2000 won hij de New London Writers Award. Bij Atlas Contact verschenen ‘De ongeneeslijke romanticus’ en ‘Leven’. Tallis woont en werkt in Londen.
Frank Tallis Freud, Wenen en de ontdekking van de moderne geest 432 bladz. uitg. Atlas contact ISBN 9789045047959