Op deze cd met als titel, “Mit Myrten und Rosen” naar de titel van een lied uit de cyclus, “Liederkereis” van Schumann, staan 30 van de bekendste Heine-liederen van Clara en Robert Schumann (o.a. “Dichterliebe”), Schubert (de 6 liederen op teksten van Heine uit “Schwanengesang”), en Mendelssohn Bartholdy (“Auf Flügeln des Gesanges”). Intieme romantiek, warm en expressief vertolkt door de Belgische bas-bariton, Werner Van Mechelen en de Belgische pianiste, Sylvie Decramer
Midden 18de eeuw ontstond de eerste Berlijnse Liedschool rond Carl Philipp Emanuel Bach, een groep componisten die uitging van het principe dat alles eenvoudig moest zijn (te vergelijken met Glucks “Reformoper”). Het klavier werd ondergeschikt. In de 2e helft van de 18de eeuw ontstond de tweede Berlijnse liedschool. Ook hun motto was eenvoud. Ze stonden onder grote invloed van het volkslied en er werd veel gebruikgemaakt van teksten van Goethe en Schiller. Het klavier als begeleidingsinstrument werd belangrijk. Het lied was de meest originele en de eenvoudigste vorm van poëzie, waarin het menselijk gevoel in zijn stemmingen en relaties een pure en intense uitdrukking vond. De volkse ballade was in de middeleeuwen een episch en strofisch lied uit ridderlijke kringen, dat later volksgoed werd.
Het woord “volkslied” kwam van Johann Gottfried (von) Herder (1744-1803) (foto), die aldus, termen als “Gassenhauer”, “Bauerngesang” en “Cantio rusticalis” verving. In het volkslied was een zingbare melodie een essentiële voorwaarde, opdat iedereen het kon zingen zonder speciale, vocale opleiding. De in 1778 door Herder uitgegeven verzameling “Stimmen der Völker in Liedern”, richtte de aandacht voor het eerst op het volkslied in Europa. Vanaf het begin van de vroeg romantiek werd het volkslied beschouwd als de weerspiegeling van de “nationale geest”, samengevat in beroemde collecties (o.a. Achim von Arnims en Clemens Brentano’s, “Des Knaben Wunderhorn”, 1806). Het volkslied werd vanwege zijn strofische vorm en de pakkende melodie, gezien als een ideaal soort liedvorm. Door Franz Schubert werd het (solo) lied een complexere kunstvorm, die rond 1830 leidde tot een splitsing in ernstige en vermakelijke liedvormen.
Heine’s “Buch der Lieder”, zijn belangrijkste dichtbundel, geschreven tussen 1817 en 1827, bevat 237 gedichten. Naast Goethe werd Heine de meest getoonzette dichter in de 19de eeuw. Het hier opgenomen, “Auf Flügeln des Gesanges”, bv., van Felix Mendelssohn Bartholdy (foto), was gebaseerd op een Heine-tekst. Het was het tweede van zijn “Sechs Gesänge mit Begleitung des Pianoforte”, op. 34, nr. 2 uit 1834. Franz Liszt transcribeerde dit lied voor piano solo.
De eerste toonzetting van een gedicht van Heine, was in 1825. Heine’s “Gekommen ist der Maie”, werd toen als lied getoonzet door de Berlijnse zanger en componist, Carl Friedrich Curschmann (1805-1841) (foto). In zijn “Heine in der Musik. Bibliographie der Heine-Vertonungen”, somt Günter Metzner alle werken van de dichter op muziek op in chronologische volgorde. Voor het jaar 1840, somt hij 14 musici op die 71 stukken hebben gecomponeerd op basis van Heine’s werken. Vier jaar later waren er al meer dan 50 componisten en 159 werken. De reden voor deze snelle stijging kan de publicatie van Heine’s dichtbundel “Neue Gedichte” zijn geweest. Het aantal Heine-toonzettingen bereikte bijna dertig jaar na de dood van de dichter, in 1884, zijn hoogtepunt, met in totaal 1.093 stukken van 538 musici en componisten. Nooit eerder en nooit daarna zijn in één jaar tijd meer werken van één dichter de basis geworden voor muzikale composities.
In totaal telt Metzners bibliografie 6.833 Heine-toonzettingen, waaronder werken van Schubert, Robert en Clara Schumann, Brahms, Felix Mendelssohn Bartholdy, Liszt en Richard Wagner, Tsjaikofski en Borodin, Alma Mahler-Werfel en Charles Ives. Onder meer Schumanns “Liederkreis” (op. 24) en “Götterliebe” (op. 48) en Franz Schuberts “Schwanengesang” ( D 957) maken nu deel uit van het regulier repertoire van concertzalen over de hele wereld. De populairste Heine-toonzetting in Duitsland is waarschijnlijk het lied “Die Lorelei” uit 1837, van Friedrich Silcher (1789-1860), gevolgd door “Du bist wie ein Blume”, dat meer dan driehonderd componisten aantrok om het op muziek te zetten.
Een jaar na Schuberts overlijden, publiceerde zijn uitgever Tobias Haslinger een verzameling van 14 liederen, die Schubert kort voor zijn dood nog snel had opgeschreven en waarschijnlijk deels als een liedcyclus had opgevat. Als laatste grote werk van de componist werd deze cyclus “Schwanengesang” genoemd. De liederen die nu bekend zijn als Schwanengesang kregen deze naam en hun samenstelling, van hun eerste uitgever Tobias Haslinger, waarschijnlijk omdat hij ze als Schuberts muzikaal testament aan de wereld wilde verkopen. Haslinger, Schuberts uitgever, gaf de liederen uit als een cyclus, waarschijnlijk om financiële redenen, omdat de eerdere cycli “Die schöne Müllerin” en “Die Winterreise” zo goed werden verkocht. Maar, in tegenstelling tot die twee eerdere cycli op gedichten van Wilhelm Müller (1794-1827), ging het hier om de getoonzette verzen van drie dichters, Ludwig Rellstab (1799-1860), Heinrich Heine (1797-1856) en Johann Gabriel Seidl (1804-1875). “Schwanengesang” werd gecomponeerd in 1828 en uitgegeven in 1829, enkele maanden na Schuberts overlijden op 19 november 1828.
De 6 hier opgenomen liederen op tekst van Heine waren, “Der Atlas“, “Ihr Bild”, “Das Fischermädchen”, “Die Stadt”, “Am Meer” en “Der Doppelgänger”. Het lied van Seidl, “Die Taubenpost”, hield geen verband met de rest van de cyclus en werd door Haslinger toegevoegd omdat het werd beschouwd als het allerlaatste lied dat Schubert had gecomponeerd, om zo al zijn laatste composities te bundelen.
Robert Schumann componeerde in zijn “Liederjahr”, 1840, maar liefst 150! “Lieder für eine Singstimme, mit Begleitung des Pianoforte”, waaronder de liedcycli “Liederkreis” op. 24 (9 liederen), “Frauenliebe und -leben”, op. 42, “Dichterliebe”, op. 48 (met o.a. “Im wunderschönen Monat Mai”, “Die Rose, die Lilie, die Taube, die Sonne” en “Ich grolle nicht”), en de 12 “Kernerlieder” op. 35. Reden voor deze enorme liedproductie was Schumanns liefde voor Clara Wieck, de dochter van zijn voormalige pianoleraar, die zich echter verzette tegen het huwelijk van zijn dochter met Robert. Schumanns liefde voor Clara leidde nl. tot jarenlange conflicten met zijn pianoleraar, haar vader Friedrich Wieck, die zijn oogappel beschouwde als een veelbelovende pianiste, die hij terecht beschouwde als de kroon op zijn leraarschap. Het kwam tot een openlijke breuk. Wieck had Schumann verboden Clara te ontmoeten en ging met haar op concertreis. Maar in Schumanns werken uit deze tijd bleef Clara aanwezig. In 1837 verloofde het paar zich tegen de wil van vader Wieck en de intriges van Wieck leidden bij Schumann tot een zenuwcrisis en aanvallen van zwaarmoedigheid. Uiteindelijk werd via de rechtbank, de toestemming voor het huwelijk geforceerd en het paar kon op 12 september 1840, daags voor de 21ste verjaardag van Clara, in de dorpskerk van Schönefeld, trouwen. In datzelfde jaar werd Schumann door de Universiteit van Jena tot eredoctor benoemd en het echtpaar bleef tot 1844 in Leipzig wonen.
Werner Van Mechelen studeerde aan het Lemmensinstituut in Leuven bij Roland Bufkens en volgde masterclasses bij Dietrich Fischer-Dieskau, Elisabeth Schwarzkopf, Robert Holl, Mitsuko Shirai, Hartmut Holl en Malcolm King. Hij won verschillende internationale prijzen in grote competities, waaronder de Koningin Elisabethwedstrijd in Brussel, het IVC in ‘s-Hertogenbosch en het Concours international du chant in Toulouse, het Concurso Internacional de Canto Francisco Vinas in Barcelona en de Cardiff Singer of the World Competition.
De Belgische pianiste Sylvie Decramer is een van de meest veelbelovende liedpianisten van haar generatie. Na het behalen van haar Masterdiploma aan het Koninklijk Conservatorium van Brussel bij Daniel Blumenthal, verhuisde Sylvie in 2009 naar Berlijn om haar pianostudie voort te zetten aan de Universität der Künste Berlin bij Björn Lehmann. Haar diepe genegenheid voor het Lied zorgde ervoor dat ze ook een Master Degree in Liedbegeleiding behaalde aan de Hochschule für Musik Hanns Eisler bij de bekende liedpianisten Wolfram Rieger en Eric Schneider. Ze volgde verschillende masterclasses bij Joseph Breinl, Christoph Prégardien, Thomas Quasthoff, Brigitte Fassbaender, Konrad Jarnot, Christianne Stotijn, Julius Drake. Tijdens de eerste corona-lockdown ging ze de uitdaging aan om de Winterreise Schubert op te nemen met elk 24 verschillende zangers vanuit hun huis. Sylvie ontving beurzen en beurzen van de Gisela en Erich Andreas, Franz-Grothe en la Vocation. In het najaar van 2022 startten haar eigen liedconcerten ‘Liederzeit’ in Kortrijk.
Mit Myrten und Rosen Songs To Poems By Heinrich Heine Werner van Mechelen Sylvie Decramer cd Et‘cetera KTC1818