“Liszt, Sonate en Si Mineur, Sonetti di Petrarca, Valse oubliée No. 2, Étude ‘La Leggierezza’, Rhapsodie Hongroise No. 6”, door Nelson Goerner, op het label Alpha. Meesterlijk!

Na zijn subtiele interpretatie van “Iberia”, die de muziek van Albeniz verrijkte met impressionistische kleurenspelletjes, kon je verwachten dat ook pianist Nelson Goerner gevoelig zou reageren op mogelijke nuances bij Franz Liszt. Ondanks al zijn klaviermagie hebben zijn verkenningen van Liszt weinig van de vermoeiende, virtuoze poses waartoe Liszts muziek kan leiden. Daarvoor zijn Goerners kleur en dynamisch palet en zijn gevoel voor de fijngevoelige lyrische momenten in deze muziek te uitgesproken. Zijn onberispelijk pianospel laat hem voldoende ruimte om zijn aandacht te richten op de muzikale inhoud van de muziek.

Liszt componeerde zijn uitdagende maar grandioze Sonate in 1852-1853. Ze werd voor het eerst uitgevoerd in 1857 in Berlijn door zijn leerling en schoonzoon, de toen amper 27-jarige, Hans von Bülow (1830-1894) (foto). Liszt merkte op het manuscript op, dat de sonate op 2 februari 1853 was voltooid, maar dat hij in 1849, al een eerdere versie had gecomponeerd. Op dit punt in zijn leven was Liszts carrière als reizend virtuoos bijna volledig verdwenen, omdat hij bijna vijf jaar eerder, door Carolyne zu Sayn-Wittgenstein (foto) was beïnvloed, om het leven van een componist te leiden in plaats van dat van een uitvoerder. Liszts was gevestigd in Weimar, leefde er comfortabel, componeerde en trad af en toe op, maar geheel uit eigen keuze, in plaats van uit noodzaak.

De sonate werd opgedragen aan Robert Schumann in ruil voor Schumanns toewijding van zijn Fantasie in C, op. 17 (gepubliceerd in 1839) aan de toen 25-jarige Liszt. Een kopie van de sonate arriveerde in mei 1854, in het huis van Schumann, nadat Schumann reeds in het sanatorium van Endenich was opgenomen. Clara wilde de sonate echter niet uitvoeren. Ze vond het “slechts lawaai”…

“Liszt sandte heute eine an Robert dedizierte Sonate und einige andre Sachen mit einem freundlichen Schreiben an mich. Die Sachen sind aber schaurig! Brahms spielte sie mir, ich wurde aber ganz elend. … Das ist nur noch blinder Lärm – kein gesunder Gedanke mehr, alles verwirrt, eine klare Harmoniefolge ist da nicht mehr herauszufinden! Und da muß ich mich nun noch bedanken – es ist wirklich schrecklich.“ (Clara Schumann, Dagboek, 25 mei, 1854).

De Sonate werd gepubliceerd door Breitkopf & Härtel in 1854, en voor het eerst uitgevoerd in januari 1857, in Berlijn, door Hans von Bülow. Ze werd echter meteen aangevallen door Eduard Hanslick die zei: “iedereen die het heeft gehoord en het mooi vindt, is hopeloos”. Johannes Brahms viel naar verluidt in slaap toen Liszt het werk in 1853 uitvoerde, het werd ook bekritiseerd door de pianist en componist Anton Rubinstein, maar het meesterwerk werd na een privéuitvoering van het stuk door Karl Klindworth, in april 1855, de hemel in geprezen door Richard Wagner.

Otto Gumprecht van de “Nationalzeitung”, noemde het “een uitnodiging tot sissen en stampen”. Vanwege de technische moeilijkheid en de aanvankelijk negatieve ontvangst door zijn status als “nieuwe” muziek, duurde het lang voor de sonate gemeengoed werd in het concertrepertoire. In de vroege stadia van de 20ste eeuw was het werk weliswaar uitgegroeid tot een hoogtepunt van Liszts repertoire en is het sindsdien vaak uitgevoerd en uitgebreid in detail geanalyseerd.

Liszts tonale massages ontwikkelen in Goerners werk een suggestieve energie. Deze hypertrofische sonate, die centraal staat in het programma, wordt omlijst door meer ingetogen stukken zoals de drie Petraca-sonnetten en de tweede concertétude, ‘La Leggierezza’.Un emblème hongrois : le Verbunkos de Franz Liszt à Béla Bartók

Csárdás – Vittorio Monti – UKULELE NOSTALGIA

Franz Liszt componeerde zijn 19 Hongaarse Rapsodieën (Magyar rapszódiák), S.244, R.106, in de periode 1846-1853 en tussen 1882 en 1885. Hij arrangeerde ook versies voor orkest, (bv. nr. 14, voor piano en orkest, als de “Hongaarse Fantasie”), (vierhandig) pianoduo (bv. nr. 10) en pianotrio (nrs. 9 en 12). Liszt nam in deze composities veel thema’s op die hij gehoord had in zijn geboorteland, West-Hongarije, waarvan hij dacht dat het volksmuziek was, hoewel veel van die deuntjes gecomponeerd waren door leden van de Hongaarse hogere middenklasse, of door componisten als József Kossovits, vaak gespeeld door Roma (zigeuner) bands. De Hongaarse componist en cellist, József Kossovits (geboren na 1750; overleden na 1819) was in dienst van verschillende leden van de Hongaarse adel, waaronder de vooraanstaande familie, Andrássy.La Hongrie, ce petit paradis rêvé des musiciens | Le Journal Francophone de  Budapest

Veel van de composities van József Kossovits waren dansen in de verbunkos stijl. De eerder grootschalige structuur van elke rapsodie werd beïnvloed door verbunkos, een Hongaarse dans in verschillende delen, elk met een ander tempo. De naam was afgeleid van het Duits woord “Werbung”, afgeleid van het werkwoord werben, dat letterlijk “werven” of recruteren betekent. Deze muziek werd gespeeld tijdens militaire rekrutering vooraleer de Habsburgse keizers, (die ook koningen van Hongarije waren), in 1849, de dienstplicht invoerden. De verbunkos bestonden uit een paar secties, een langzame sectie (lassú), met een karakteristiek gepunt ritme, en een snelle sectie (friss), met virtuoze doorlopende passages.What is Verbunkos? | Melbourne Symphony Orchestra

Een groep van een dozijn huzaren voerde de dans uit, waarbij de leidende sergeant met langzame bewegingen opende, waarna lagere officieren de meer energieke delen dansten, en de jongste soldaten afsloten met sprongen en sporenklikken. Binnen deze structuur behield Liszt de twee belangrijkste structurele elementen van de typische zigeunerimprovisatie, de lassan (“langzaam”) en de friska (“snel”). Tegelijkertijd verwerkte hij een aantal effecten die uniek waren en bleven voor de aanstekelijke klank van zigeunermuziek, vooral het pianistisch equivalent van de cimbalom. Ook maakte hij veel gebruik van de typische (Hongaarse) zigeunertoonladder.Franz Liszt and The Hungarian Rhapsodies | Neil Thomas's Listening Log

Liszt gaf zelf aan zijn bijzondere Hongaarse Rapsodie nr. 5, s.244/5, in mi-klein, gemarkeerd Lento, con duolo, opgedragen aan gravin Sidonie Reviczky, de bijnaam, “Héroïde-Élégiaque”. Deze rapsodie was een heel andere dan zijn andere rapsodieën, omdat hij in deze compositie, de intro – lassan – Friska -structuur niet volgde, en deze rapsodie daarom beschouwd kan worden als de donkerste en meest melancholische (con duolo) van de reeks. De deuntjes in deze rapsodie waren afkomstig van een Hongaarse dans van József Kossovits, getiteld “Hősi Elégia”.History of csárdás | Instytut Felczaka Intézet

De Hongaarse Rapsodie nr. 10 in E, s.244/10, bv., ondertiteld Preludio, werd samen met de rest van de eerste vijftien rapsodieën, gepubliceerd in 1853. De hele rapsodie was gebaseerd op Béni Egressy’s “Fogadj Isenden”, die in mei 1846 werd gepubliceerd ter ere van Liszt. Béni Egressy (eigenl. Galambos Benjámin) (1814-1851) (foto) was een Hongaarse componist.undefined

De Hongaarse Rapsodie nr. 16, s.244/16, gecomponeerd en gepubliceerd in 1882, ondertiteld “Boedapest Munkácsy-Festlichkeiten”, werd opgedragen aan de schilder, Mihály Munkácsy (1844-1900) (foto). In tegenstelling tot de meeste andere Hongaarse rapsodieën, bestond deze volledig uit oorspronkelijke ideeën van Liszt zelf.

Dit is de twaalfde opname van Nelson Goerner voor het label Alpha Classics. Hij wijdt zijn nieuwe cd aan de solo pianowerken van Franz Liszt, met de beroemde Sonate in B mineur als middelpunt. Bijna twintig jaar na zijn eerste cd met de sonate voelde hij de drang om deze opnieuw op te nemen, na een reeks veelgeprezen concerten. Zijn talenten als verhalenverteller en als virtuoos met oog voor nuance komen prachtig tot uiting in dit monumentale werk, een ware ‘muzikale actie’ die ongetwijfeld thuishoort in het pantheon van de mooiste pianoliteratuur. Het programma wordt gecompleteerd door fragmenten uit Liszts grote cycli, waaronder de Petrarca Sonnetten uit Les Années de pèlerinage en de Hongaarse Rapsodie nr.6, naast de spectaculaire concertetude La Leggierezza.

Nelson Goerner, geboren in 1969 in San Pedro, won de eerste prijs op de Liszt Wedstrijd in 1986 in Buenos Aires en ontmoette datzelfde jaar Martha Argerich. Na zijn studie aan het conservatorium van Genève bij Maria Tipo, won hij in 1990 de 1ste prijs op de internationale muziekwedstrijd van Genève. Sindsdien trad hij op met orkesten zoals Philharmonia Orchestra, London Philharmonic Orchestra, Orchestre de la Suisse Romande, Deutscher Kammerphilharmonie, Hallé Orchestra, het NHK Symphony Orchestra van Tokio en onder leiding van dirigenten zoals Armin Jordan, Andrew Davis, Emmanuel Krivine, Neeme Järvi, Frans Brüggen, Esa-Pekka Salonen, Vladimir Ashkenazy, Philippe Herreweghe, Sir Mark Elder en Fabio Luisi. Hij speelde kamermuziek met Martha Argerich, Steven Isserlis, Sol Gabetta en Gary Hoffman en heeft ook opnames gemaakt van werken van Chopin, Schumann, Liszt, Debussy, Rachmaninov en Paderewski.

Tracklist:

3 Sonetti di Petrarca, S. 270

Valse oubliée, No. 2, S. 215

Piano Sonate en Si mineur S. 178

Trois Études de concert, S. 144: No. 2 La Leggierezza

Rhapsodie Hongroise No.6, S. 244/6Issued by W. Duke, Sons & Co. | Franz Liszt, Pianist, Hungarian, from the  Rulers, Flags, and Coats of Arms series (N126-1) issued by W. Duke, Sons &  Co. | The Metropolitan

Issued by W. Duke, Sons & Co. | Franz Liszt, Pianist, Hungarian, from the  Rulers, Flags, and Coats of Arms series (N126-1) issued by W. Duke, Sons &  Co. | The Metropolitan

Liszt Sonate en Si Mineur, Sonetti del Petrarca, Valses oubliées No. 2, Étude La Leggierezza, Rhapsodie Hongroise No. 6 Nelson Goerner cd Alpha 1036

https://www.stretto.be/2022/05/06/iberia-albeniz-door-nelson-goerner-op-het-label-alpha-subliem/