Wenen maakte aan het begin van de twintigste eeuw een tijd door van een ongeëvenaarde bloei van kunst, wetenschap, muziek en psychologie. Dertig jaar later maakten Hitler en de zijnen op de meest barbaarse wijze een einde aan deze glansrijke periode. Dit is een boek over drie vrouwen die tussen 1900 en 1938, met succes een plaats veroverden in het cultureel leven van de magistrale Reichshaupt- und Residenzstadt, en die de glorie, tegenstrijdigheden en ondergang, van dichtbij meemaakten en mee vormgaven.
Kris Lauwerys vertelt het verhaal van de stad door de ogen van drie vrouwen. Emilie Flöge, nu vooral nog herinnerd als de muze van Gustav Klimt, was een succesvol modeontwerpster. Milena Jesenská kennen we alleen nog als de Milena van Kafka’s brieven, maar zij was een journaliste met een heel eigen stem. Auteur Veza Canetti stond in de jaren dertig bekend als een briljant talent, werd vergeten en pas in 1990 herontdekt.
Op de grote sites langs de negen ringen die samen de nieuwe ringweg vormden, konden niet alleen openbare gebouwen gebouwd worden. Daarom kregen de leden van de opkomende burgerij (waaronder veel joodse burgerij) de gelegenheid bouwgrond te kopen om prachtige paleizen langs de belangrijkste boulevard van de Reichshaupt- und Residenzstadt te bouwen. Deze werden centra van het economische, sociaal en cultureel leven van de stad. Eén van de beroemdste was het Palais Lieben-Auspitz, dat vandaag het café Landtmann herbergt. Freud kwam er dagelijks en een onbekende Gustav Mahler kwam er bij Karl Goldmark steun vragen voor zijn kandidatuur als dirigent van de Hofoper. Berta Zuckerkandl leidde daar trouwens ook haar beroemd literair salon.
In het Palais Todesco (foto) nabij de opera ontving barones Todesco regelmatig Weense beroemdheden. Even beroemd was ook het Palais Ephrussi aan de Schottentor. Adellijke families bewoonden met hun bedienden vaak het hele gebouw terwijl anderen hun Palais gedeeltelijk verhuurden. Zelfs twee Habsburgers hadden een woonst op de ringweg. Aartshertog Ludwig Viktor, de jongste broer van keizer Franz Joseph, liet een paleis aan de Schwarzenbergplatz bouwen en Aartshertog Wilhelm gaf Theophil Hansen, de architect van het Haus des Wiener Musikvereins, de opdracht voor de bouw van een prachtig paleis aan de Parkring. Veel van die voormalige paleizen zijn vandaag magistrale luxe hotels.
De liberaal, artistieke samenleving werd in Wenen bijeen gehouden door tal van artistieke, filosofische en wetenschappelijke relaties. De psychoanalyse van Freud, de taalfilosofie van Wittgenstein, de functionele bouwstijl van Loos, het twaalftoonstelsel van Schönberg, de schilderkunst van Schiele, Kokoschka of Klimt, de literatuur van Musil en Zweig, de aforismen van Kraus.
De fin-de-siècle tijd in Wenen kreeg vanaf midden jaren ’70 van de 20ste eeuw meer en meer belangstelling n.a.v de herontdekking van de schilderijen van Gustav Klimt. Die herontdekking was een onderdeel van de herontdekking van het Symbolisme in het algemeen. De aandacht voor de nazitijd raakte op het achterplan en het modernisme was voorbij. De stad waar men het post modernisme vandaan haalde was Wenen. Maar dan het oude, moderne Wenen, het Wenen van rond 1900. De hernieuwde aandacht die de stad kreeg leidde tot de vaststelling dat rond 1900 Wenen dé stad was van vernieuwende, artistieke creativiteit. Zowel op gebied van kunst (Klimt, Schiele), literatuur (Musil, Schnitzler, Zweig), filosofie (Wittgenstein), muziek (Mahler, Schönberg), architectuur (Loos), economie (Schumpeter) en psychologie (Freud).
Veel van het literair werk van Franz Kafka (1883-1924 ), één van de grootste schrijvers van de 20ste eeuw, werd gered door zijn vriend Max Brod, die zich verzette tegen Kafka’s verzoek om zijn nalatenschap, inclusief de tekeningen, na zijn overlijden te vernietigen… Kafka’s nieuw ontdekte tekeningen komen dan ook uit de nalatenschap van Max Brod. In 2019, werd trouwens het Max Brod Archief in de Nationale Bibliotheek van Israël geopend. Tussen de opvallende archiefstukken bevonden zich tot dusver onbekende tekeningen, die Franz Kafka maakte in de jaren 1901-1906. Kafka tekende, al voor de ontwikkeling van zijn literair talent, om zich artistiek uit te drukken. Aan zijn verloofde Felice Bauer schreef hij in 1913: “Weet je, ik was ooit een groot tekenaar, maar toen ben ik bij een slechte schilderes schoolse tekenlessen gaan nemen en heb ik mijn hele talent verknoeid. Stel je dat eens voor! […] In die tekeningen heb ik indertijd, het is nu al jaren geleden, meer bevrediging gevonden dan in enige andere bezigheid”.
Vooral in zijn jonge jaren, tussen 1901 en 1907, tekende Kafka intensief op losse bladen. Tussen 1909 en 1924, tekende hij dan in brieven, reisdagboeken en notitieboeken. Naast tientallen losse vellen is nu een heel boekje met tekeningen aan het licht gekomen. Het zijn tekeningen van fragiele, raadselachtige en fascinerende figuren. Kafka’s tekeningen kantelen van het realistische naar het fantastische, het groteske, het griezelige of carnavaleske. Samen maken ze een tweede Kafka zichtbaar, naast de schrijver.
Kafka’s vriend Max Brod had Kafka’s buitengewoon tekentalent al tijdens zijn leven herkend. In 1939 vluchtte hij, met Kafka’s tekeningen en manuscripten in zijn bagage, voor de Nationaalsocialisten naar Palestina. Wanneer Israël in 1956, bedreigd werd door de Suez-crisis, werden ze weliswaar in vier kluizen van een bank in Zürich gestopt, waar de meeste tekeningen de komende 63 jaar zouden blijven. Brod had sinds het einde van de jaren ’30, herhaaldelijk enkele afzonderlijke tekeningen gepubliceerd en wekte daarmee de aandacht voor dit voorheen onbekend onderdeel.
Elias Canetti (1905-1994), die vanaf 1935, beroemd werd met zijn roman, “Die Blendung” (“Het Martyrium”), schreef in 1960, in een weergaloze stijl, een wetenschappelijk hoofdwerk dat ook buiten de wetenschap iconisch werd. In dit boek maakte Canetti nl. in een bijzonder beeldende taal en met veel voorbeelden, een diepte- en massapsychologische analyse van groepsvorming. Canetti toonde aan hoe uit een schijnbaar heterogene groep mensen, één nieuw en onheilspellend brullend wezen kan ontstaan…
In dit boek verweven de lotgevallen van Emilie Flöge, Milena Jesenská en Veza Canetti zich met de woelige ontwikkelingen in het Wenen van 1900 tot 1938. Drie vrouwen, modeontwerpster en onderneemster Emilie Flöge, journaliste en vertaalster Milena Jesenská en schrijfster Veza Canetti, waren ooggetuigen van én handelende personen in een razend interessant, turbulent en in toenemende mate sinister tijdperk. Ze zagen en ondervonden de licht- en schaduwzijden van Wenen in het begin van de twintigste eeuw, beleefden de bevrijdende kracht van vernieuwing en verandering, maar moesten zich ook staande zien te houden in een conservatieve, patriarchale maatschappij. Alle drie maakten mee hoe de wereld waarin zij opgroeiden definitief ten onder ging. Fascisme en dictatuur zouden ingrijpende en zelfs vernietigde gevolgen hebben voor hun leven.
“Ik beperk me niet tot het Wenen van rond 1900, maar kijk verder. Mijn verhaal reikt tot de Anschluss, de annexatie door het Derde Rijk in 1938. Ook belicht ik minder bekende aspecten van het veelbesproken tijdperk en stel ik het clichébeeld ter discussie dat meestal wordt opgehangen rond vrouwen als Emilie Flöge, Milena Jesenská en Veza Canetti. Zij worden al te vaak weggezet als ‘muze’ of ‘vriendin van’. Emilie Flöge is, zoals zal blijken, veel meer dan het portret dat Gustav Klimt van haar heeft gemaakt. Milena Jesenská is niet alleen de vrouw aan wie Kafka zijn liefdesbrieven schreef. En Veza Canetti staat geheel onterecht in de schaduw van de Nobelprijswinnaar die haar man werd”.
Kris Lauwerys vertaalt al meer dan tien jaar literatuur uit het Duits en het Frans. Hij woont sinds enkele jaren in Wenen. Van licht naar duisternis is zijn eerste eigen boek.
Kris Lauwerys Van licht naar duisternis drie vrouwen in Wenen (1900-1938) 456 bladz. geïllustreerd uitg. Athenaeum ISBN 9789025312954