De langverwachte nieuwe biografie van Hannah Arendt, een van de belangrijkste denkers van de westerse wereld, is nu verschenen in Nederlandse vertaling. Meyer beschrijft haar leven en werk van Königsberg tot New York, van haar dissertatie over Augustinus tot de beschrijving en interpretatie van haar onvoltooid hoofdwerk, “Het leven van de geest”.
Filosofie is als normatieve wetenschap en descriptief onderzoek, even moeilijk eenduidig te definiëren als de begrippen schoonheid en liefde. Beminnen, houden van en liefhebben, zeggen daarentegen zo veel meer. Zo ook de werkwoorden beschouwen, bezinnen, analyseren, denken en nadenken, in verband met het wel en wee van de mensheid. Haar leven lang boog Hannah Arendt (1906-1975) zich over de onzekere grens tussen goed en kwaad. Ze leidde een leven dat een cruciaal hoofdstuk in de geschiedenis van het Westen omvatte, een tijd waarin onze ideeën over de mens en zijn waarde, schuld en verantwoordelijkheid, opnieuw werden gedefinieerd, en waarin zij uitgroeide tot één van de belangrijkste denkers van de 20ste eeuw.
“Ik geloof dat een denkproces altijd verbonden is met persoonlijke ervaring. Alle denken is nadenken, iets doordenken”. Voor Thomas Meyer, een van de grootste kenners van Arendts werk, zijn deze uitspraken leidraad voor zijn levensgeschiedenis van Arendt. Deze richtlijnen volgt hij in zijn deels op nieuwe bronnen gebaseerde biografie. “Amor mundi”, ‘liefde voor de wereld’, was voor Hannah Arendt de zorg om pluraliteit, de bereidheid om samen te leven met andersdenkenden en vreemden, met wie we hoe dan ook, de wereld (moeten) delen. Maar, veel reden geeft die mundus, die wereld niet om haar lief te hebben, zeker niet voor Hannah Arendt, de Joodse vluchtelinge voor de nazigruwel, de schrijfster van “The Origin of Totalitarianism” en “Eichmann in Jerusalem”, boeken waarin het woord liefde niet of nauwelijks kon voorkomen. Waar haalde Hannah Arendt die passie voor liefde dan eigenlijk wel vandaan?
Een deel van het antwoord op die vraag ligt besloten in haar proefschrift, “Het liefdesbegrip bij Augustinus”. Dit proefschrift in 3 delen (“Amoir qua appetitus”, Creator-Creatura” en “Vita socialis”), was een kritische bezinning/beschouwing op de wijze waarop Augustinus de liefde doordacht en doorleefde, van de bedrieglijke amor mundi naar de onbedrieglijke amor dei, (de liefde tot God), tot de poging dit laatste in de naastenliefde te integreren in de wereld. De theoloog, filosoof en kerkvader, Augustinus van Hippo (354-430), bisschop van Hippo, was de belangrijkste kerkvader van het Westen. Tot zijn bekendste werken behoren de “Confessiones” en “De civitate Dei”.
Als dochter van Joodse ouders groeide Hannah Arendt uit Linden nabij Hannover, op in het woelige Duitsland van de jaren ‘30, waar ze zich vanaf jonge leeftijd volledig toelegde op de filosofie. In 1910 verhuisde de familie naar het Oost-Pruisische Königsberg, en in 1924 startte ze haar studie filosofie en theologie in Berlijn (Hfds 1 “Thuis op het ‘Eiland Venetië’ – familieverhaal/verhalen in Königsberg”). Ze vervolgde haar studie in Marburg bij Martin Heidegger (foto) en begon een relatie met de Duitse filosoof, die echter enkele jaren later, net als zo vele andere, niet-joodse intellectuelen, een fervent aanhanger werd van het nazisme (hfdst. 2 & 3 “Van De sofist naar Rahel – wegen naar de wetenschap, Avonturen van de geest – Bij Heidegger in Marburg” en “Liefde bestaat alleen in de hemel – bij Jaspers in Heidelberg”).
Hannah Arendt was als joodse daarentegen actief in de zionistische politiek (hfdst. 4 “100 procent joods – Parijse jaren”). Ze werd dan ook gedwongen het land te ontvluchten en zou zich tot aan haar overlijden in New York, buigen over de aard van het kwaad, de mens, liefde en politieke theorie. Haar “ontdekking” van het Kwaad, gesymboliseerd in “Auschwitz”, als een bewust, ambtelijk-technologisch voltrokken genocide, werd het centraal thema in haar denken (hfdst. 5 “Er was eens in Amerika – The Origins of Totalitarianism”).
In Jeruzalem startte op 11 april 1961 het Eichmann-proces, dat Arendt als journaliste nauwgezet volgde. Ze werd hoogleraar aan de University of Chicago en bleef dat tot 1968. Daarna werd zij hoogleraar aan de New School for Social Research in New York tot aan haar overlijden in 1975. Haar driedelig werk, “The Origins of Totalitarianism” (1951), leverde haar bekendheid bij het grote publiek op.
Hannah Arendt stelde dat totalitarisme een ‘nieuwe regeringsvorm’ was, die wezenlijk verschilde van andere vormen van politieke onderdrukking zoals despotisme, tirannie en dictatuur, doordat het terreur toepaste om de massabevolking te onderwerpen in plaats van alleen politieke tegenstanders. Arendt stelde vast dat, vanwege zijn eigenaardige ideologie en de rol die eraan is toebedeeld in zijn dwangapparaat, het totalitarisme een middel had ontdekt om de mens van binnenuit te domineren en te terroriseren. Een sleutelbegrip in haar boek was de toepassing van Kants uitdrukking “Radicaal Kwaad”, die ze toepaste op de mannen die een dergelijke tirannie creëerden en uitvoerden en hun afbeelding van hun slachtoffers als “Overbodige mensen”.
In de biografie belicht Meyer in 11 hoofdstukken, de fascinatie en de kritiek die Arendts persoon en haar geschriften tijdens haar leven opriepen. Dankzij zijn ongeëvenaarde kennis en zijn onderhoudende stijl is Meyers biografie zowel voor de algemeen geïnteresseerde lezer als voor de kenners van het fenomeen Arendt zeldzaam interessant.
“Ik heb besloten”, schrijft Meyer, “een stap terug te doen en Hannah Arendts leven en werk bijna volledig in haar tijd te beschrijven. Ze liet zich namelijk in bijzondere mate met haar eigen tijd in, zoals deze eerste biografie die op archiefonderzoek berust aantoont. Want Arendt greep tussen 1934 en 1940 de gelegenheid aan om zich tijdens haar Parijse emigratie actief voor joodse kinderen en jongeren in te zetten en mee te helpen om talrijke levens te redden. Later, toen ze in de Verenigde Staten woonde, zette ze haar engagement voort in het kader van de Jewish Cultural Reconstruction – in totaal twintig jaar, die Arendts denken en handelen diepgaand hebben beïnvloed”. “De focus van deze biografie”, zo vervolgt hij. “ligt op die jaren, want ze praatte niet over haar ervaringen, liet ze geen deel van haar werk worden – en toch waren die twee decennia bepalend voor haar denken, dat uit haar handelen voortkwam en waarover ze vervolgens weer nadacht. Het gaat hier niet om een duiding van dat tijdvak, maar om een sprekende beschrijving ervan”. Hannah Arendt, Die Biografie”, werd vertaald door W. Hansen (1949). Hij schreef voor NRC Handelsblad, de Volkskrant en De Morgen. Hij is schrijver, redacteur en vertaler (o.a. van Kafka’s werk) en in 2019, ontving hij voor de vertaling van ‘Onder de Drachenwand’ de Europese Literatuurprijs.
Thomas Meyer (1966) is gespecialiseerd in Duitse filosofie en de geschiedenis van ideeën. Hij richt zich vooral op de 20ste eeuw. Hij was verbonden aan de universiteiten van München, Zurich en Graz, schrijft voor diverse Duitse kranten en heeft tal van Arendts geschriften ingeleid.
Thomas Meyer Hannah Arendt, De biografie 421 bladz. uitg. atlas contact ISBN 9789045039572