De symfonieën van Anton Bruckner bezetten een unieke plaats in de muziekgeschiedenis. Bruckner bracht het classicisme van Beethoven en Brahms samen met de narratieve kracht van Wagner en schonk de symfonie als dusdanig een nieuwe structurele, persoonlijke en emotionele reikwijdte van een uitzonderlijke intensiteit. Zijn krachtige harmonische taal en zijn indrukwekkende, koperrijke orkestratie beïnvloed door Wagner, waren vernieuwend en uniek. Maar, dit alles liep niet van een leien dakje…Wel integendeel.
Anton Bruckner werd onderwijzer, leerde orgel spelen, studeerde muziektheorie en werd in 1856, op 31-jarige leeftijd, organist van de dom in Linz. Toen hij 43 was maakte hij een geweldige crisis door, te wijten aan zijn besluiteloosheid hoe het verder zou gaan met zijn leven. Hij ging tussen mei en augustus 1867, in het gezelschap van een priester, drie maanden kuren in het sanatorium van Vinzenz Priessnitz in Bad Kreuzen.
Tussen december 1855 en oktober 1868, verbleef Bruckner in Linz, waar hij van midden 1855 tot 26 maart 1861, les volgde bij Simon Sechter. Tot juli 1863 studeerde hij verder bij de cellist en dirigent, Otto Kitzler (1834-1915), die hem de muziek van Richard Wagner kennen leerde kennen. In deze periode componeerde Bruckner het Strijkkwartet in C, zijn eerste orkestcomposities, de “Vier Orchesterstücke” (“Marsch” en “Drei Sätze für Orchester”), de Ouverture in G en de Studiesymfonie in fa klein, WAB 99 (1863).
In de herfst van 1871, nadat hij zich in Wenen had gevestigd, was Anton Bruckner begonnen aan een nieuw symfonisch project, zijn vierde, dat in minder dan een jaar zou resulteren in een voltooide en gekopieerde partituur. De Tweede Symfonie, die grotendeels in de zomer van 1872 werd gecomponeerd, vertegenwoordigde een doorbraak in Bruckners opvatting van de symfonie. Hoewel hij reeds bewegingen in sonatevorm met drie verschillende thema’s had gecomponeerd sinds hij in 1862, begonnen was met het componeren van symfonieën, breidde hij in 1872, de reikwijdte van de expositie en doorwerking enorm uit en legde hij zijn typisch raamwerk vast, dat hij consequent zou volgen in al zijn daaropvolgende symfonieën.
Toen de dirigent, Otto Dessoff (1835-1892) (foto), de partituur van Bruckners tweede doornam om de geschiktheid voor uitvoering door de Wiener Philharmoniker na te kijken, reageerde hij met, “welke onzin is dit?” (“So ein Unsinn”) en vroeg hij, „wo denn ist im ersten Satz eigentlich das Hauptthema?“. Gecomponeerd in 1869, tussen wat uiteindelijk officieel zijn eerste symfonie (1866) en zijn tweede (1872) zou worden, stond het werk toen nog bekend als de derde symfonie, omdat de oorspronkelijke tweede, de hier opgenomen, “Die Nullte”, in re-klein WAB 100, uit 1869, (de andere waren zijn Symfonie in fa-klein (1863) en zijn (“officiële”) symfonie nr. 1 in do-klein (1866)), nog niet was verwijderd uit de catalogus van Bruckners genummerde symfonieën.
Voor de altijd onzekere Bruckner zou de opmerking van Dessoff de reden geweest zijn waarom hij deze symfonie, die hij gecomponeerd had na de Studiesymfonie van 1863 en de “officiële” Eerste, niet wilde opnemen in de rij van genummerde symfonieën. Toen Bruckner kort voor zijn overlijden in 1895, zijn symfonieën herzag, kreeg hij ook die in d klein, weer onder ogen. Door het doorstrepen van het nummer 2 en het toevoegen van “annulirt” boven de partituur, verklaarde hij de symfonie ongeldig. Nochtans heeft Bruckner de partituur aan de Landesbibliothek in Linz geschonken met de opmerking: “Diese symfonie ist ganz ungültig”. Daardoor kreeg de symfonie de merkwaardige bijnaam, “Die Nullte”.
Pas in 1924, vond de première van “Die Nullte” plaats in Klosterneuburg (Niederösterreich), (waar Franz Kafka en Christa Ludwig zijn overleden), waar een jaar eerder ook de Studiesymfonie voor het eerst had geklonken. Sindsdien is het belang van de “Nulde” symfonie ingezien en wordt ze regelmatig uitgevoerd en opgenomen. Doordat het werk tientallen jaren opgeborgen was geweest, heeft Bruckner het nooit onderworpen aan de talloze revisies die zijn andere symfonieën ondergingen. Daardoor geeft deze symfonie, meer dan de omringende Eerste van 1866 en Tweede van 1871, waaraan hij lang is blijven schaven, een verhelderend inzicht in zijn vroege, compositorische ontwikkeling.
Hoewel u zich misschien afvraagt van waar het idee van het Salzburgs Mozarteum Orkest om Bruckner te spelen, moet u weten dat het orkest wel degelijk een Bruckner traditie heeft. Die gaat terug tot juli 1928, toen Bernhard Paumgartner een uitvoering van de vijfde symfonie dirigeerde in de Salzburgse Dom. In 2004 werd Ivor Bolton muziekdirecteur, en zijn uitvoering en opname in 2007 van Bruckners derde liet meteen de kwaliteit van het orkest en zijn nieuwe dirigent horen.
De van opleiding Engelse klavecinist Ivor Bolton (1958) studeerde aan Clare College (Universiteit van Cambridge) (1976-80) en vervolgens directie aan de Royal College of Music. Hij werd repetitor in de National Opera Studio en werd dirigent van de Schola Cantorum in Oxford. Bolton werd tevens Assistant Chorus Master en begin jaren ’80, werd hij dirigent van het Glyndebourne Opera Festival. Hij maakte zijn opera debuut in 1986 met Stravinsky’s “The Rake’s Progress”. Van 1992 tot 1997 was hij muziekdirecteur van Glyndebourne Touring Opera (nu Glyndebourne on Tour) en van 1994 tot 1996, dirigent het Scottish Chamber Orchestra. Hij dirigeerde ook de St James’s Baroque Players in Londen waarmee hij in 1987 de klavecimbel concerti BWV 1052-1058 van Bach opnam. Vanaf 2012 dirigeerde hij ook het Dresdner Festspielorchester.
Bolton was van 2004 tot 2016 dirigent van het Mozarteum Orchester in Salzburg. Hij is nu Ehrendirigent. Hij maakte met het orkest verschillende topopnamen. Het ensemble werd opgericht in 1841 met steun van Mozarts zonen Franz Xaver en Karl Thomas, en van zijn weduwe Constanze. De eerste dirigent was Alois Taux. In 1908 nam het ensemble officieel de naam “Mozarteum Orchester” aan.
Bruckner Symphonie in D-Moll “Nullte” WAB 100 Ivor Bolton Mozarteumorchester Salzburg cd Berlin Classics 0303050BC