Duitsland werd geplaagd door extreem politiek geweld en een gierende inflatie wanneer Franz Kafka (1883-1924) zich eind september 1923, in Berlijn vestigde. In de stad van zijn dromen, ambieerde hij de opbouw van een zelfstandig schrijversbestaan. Hoewel zijn tuberculose hem uitputte, gooide de toen veertigjarige Kafka zijn vrijgezellenbestaan overboord om te gaan samenleven met zijn nieuwe grote liefde, de vrijgevochten Joodse, Dora Diamant. Aan de hand van Kafka’s brieven en dagboeken, lezen we in het boek van Piet de Moor, over Kafka maar ook over de fascinerende ‘gouden’ jaren ‘20. Niet te missen!
Maar, eerst even dit…Franz Kafka (foto) had twee jongere broers, Georg en Heinrich, die beiden als baby overleden. Daarnaast had hij drie jongere zussen, Gabriele (Elli) (1889-1942?), Valerie (Valli) (1890-1942?) en Ottilie (Ottla) (1892-1943) (foto). Elli en Valli werden door de nazi’s naar het getto van Łódź gedeporteerd en werden daar in een concentratiekamp vermoord. Ottla kwam eerst terecht in Theresienstadt en werd vandaar met een groep aan haar toevertrouwde kinderen! naar Auschwitz getransporteerd, waar ze waarschijnlijk in oktober 1943, werd vergast!
De toneelactrice, Dora (Dworja) Diamant/Dymant (1898-1952), leerde als 25-jarige, in juli 1923, de toen 40-jarige Franz Kafka kennen in Müritz, een badplaats aan de Oostzee. Zij hield daar toezicht op de kinderen van een vakantiekolonie van het Joods Volkshuis. In 1923, verhuisden Kafka en Diamant naar Berlijn en maakten huwelijksplannen, die aanvankelijk mislukten vanwege weerstand van Diamants vader en uiteindelijk vanwege Kafka’s gezondheid. In september van dat jaar betrok zij met Kafka een woning in Berlijn-Steglitz. Kafka had zich nu definitief van Praag en zijn familie losgemaakt. Hij beschouwde dit als de grootste prestatie van zijn leven.
Omdat de inflatie in deze tijd zijn hoogtepunt bereikte moesten ze door financiële problemen tweemaal verhuizen en hun middelen waren minimaal. Op de slechtste momenten gebruikten ze kerosinelampen als verlichting, omdat ze zich geen elektriciteit konden veroorloven, en gebruikten ze kaarsenpunten om het voedsel op te warmen dat ze voornamelijk van de familie in Praag hadden gekregen. Begin 1924 ging Kafka’s gezondheid plotseling achteruit en tijdens een bezoek aan zijn oom, de arts Siegfried Löwy, liet Kafka zich overtuigen van de noodzaak van een ziekenhuisbehandeling. Half maart ging hij voor een kort verblijf naar Praag in het gezelschap van Max Brod. Ondertussen bleef Dora achter in Berlijn voor ze Kafka vergezelde naar Oostenrijk, waar ze samen met Robert Klopstock, de drie maanden voorafgaand aan zijn overlijden voor hem zorgde.
Kafka verbleef eerst in het Wiener Wald-sanatorium bij Ortman (foto), ten zuidwesten van Wenen, daarna in de laryngologiekliniek van professor Hajek in Wenen en ten slotte in het sanatorium (foto) van Dr. Hoffmann in Kierling bij Klosterneuburg. Net voor zijn overlijden vroeg Kafka, Dora’s vader, om toestemming om met haar te trouwen. Op advies van de plaatselijke rabbijn weigerde haar vader echter. Dora bleef tot het einde bij Kafka en zorgde ervoor dat hij alles had wat hij nodig had, en correspondeerde zelfs met zijn familie in haar onvolmaakt Duits, meestal in de vorm van naschriften bij Kafka’s brieven. Ze voegde inderdaad een naschrift toe aan de laatste brief, kort voor zijn overlijden, toen zijn kracht halverwege de zin ophield.
In latere aantekeningen verwierp Diamant het beeld van een neurotische, seksueel abnormale dichter. Zij omschreef Kafka als iemand die de geneugten van het leven beleefde als een dier (of een kind) en ze beschreef zijn vrolijkheid, spelvreugde en levenslust. In die tijd ontstond het verhaal “Een kleine vrouw”. Dora koesterde de herinnering aan Kafka gedurende de volgende dertig jaar van haar leven. Ze leefde in moeilijke omstandigheden in de wijk Whitechapel in Londen en wijdde zich aan de verspreiding en het behoud van de sublieme chassidische cultuur en de Jiddische taal. Ze organiseerde discussies, theatervoorstellingen en recitals, waarin ze zelf acteerde, reciteerde en zong.
Hoe bescheiden het 142 bladzijden boekje ook lijkt, het bevat een schat aan gedetailleerde informatie over de enigmatische persoonlijkheid van Kafka en het joods cultuurhistorisch milieu waartoe hij behoorde. Daarenboven bevat het verschillende, treffende foto’s, wel 135 verrijkende noten, de vermelding van meer dan 60 bronnen, waaruit Piet de Moor putte en een handig personenregister. Beschouw deze uitgave dan ook gerust als een ideale kennismaking met of inleiding tot tot de unieke wereld van Franz Kafka, en dit aan de hand van een minder bekende periode uit zijn leven. De periode waarin hij in 1924, op 40-jarige leeftijd overleed…
Piet de Moor (1950) is journalist, publicist en auteur van romans en essays. De Moor was van 1980 tot 1985 hoofdredacteur van het progressief, Vlaams weekblad “De Nieuwe”. Sinds het midden van de jaren tachtig zwerft hij door Midden-Europa. Hij reist naar steden als Berlijn, Boedapest, Sarajevo en Tirana en spreekt met schrijvers, essayisten, historici en filosofen. De Moor verzet zich tegen grote dogmatische en totalitaire verhalen en gaat in zijn gesprekken en beschouwingen op zoek naar het kleine en marginale dat de geschiedenis verheldert. De Moor woonde twee jaar in Berlijn en maakte diverse reizen door Rusland, Midden-Europa en de Balkan. Hij schreef onder meer het essayistisch reportageboek Schemerland. Stemmen uit Midden-Europa (NRC: ‘Verslavend mooi’), het literair-maatschappelijke dagboek Grimmig heden (de Volkskrant: ‘Briljant’) en Berlijn. Leven in een gespleten stad (VRT Radio 1: ‘Een magistraal portret’). De auteur woont en werkt sedert 1 juli 2010, opnieuw in Berlijn.
Piet de Moor Met Kafka in Berlijn 142 bladz. geïllustreerd uitg. Pelckmans ISBN 978-94-6383-624-1