Naast zijn Vioolsonate, componeerde Elgar, tussen 1877 en 1891, 11 genrestukken voor viool en piano. Ontdek op deze heerlijk mooie cd, de innemende charme en intimiteit van de Engelse salonmuziek uit het Victoriaans en Edwardiaans tijdperk in “sheet music of short salon pieces for home performance”.
Sir Edward Elgar componeerde zijn Vioolsonate in mi-klein, op. 82, in 1918, op hetzelfde moment dat hij zijn Strijkkwartet in mi-klein en zijn Pianokwintet in la-klein componeerde. Deze drie kamermuziekwerken werden alle gecomponeerd in “Brinkwells”, het idyllisch landhuis nabij Fittleworth in West Sussex dat Lady Elgar had aangeschaft zodat haar man er rustig kon componeren. De werken markeerden trouwens zijn belangrijke bijdrage aan het kamermuziekgenre in Engeland. Toen de sonate bijna voltooid was, bood Elgar aan om hem op te dragen aan een vriendin van de familie, Marie Joshua, en schreef haar: ‘Ik vrees dat het ons niet verder brengt, maar het zit vol gouden klanken en ik vind het leuk, maar je mag niets gewelddadig chromatisch of kubistisch verwachten”. Marie Joshua overleed echter vier dagen na ontvangst van de brief, voor ze de gelegenheid had gehad om te antwoorden. Als eerbetoon aan haar nagedachtenis citeerde Elgar de dolcissimo- melodie uit het langzame deel vlak voor de coda van het slotdeel.
De vioolsonate werd voltooid in september 1918 en voor het eerst uitgevoerd in maart 1919 tijdens een semi-openbare bijeenkomst van de British Music Society door Elgars vriend WH Reed met Anthony Bernard op piano. In aanwezigheid van Elgar, kreeg het zijn eerste openbare optreden in maart 1919, in Aeolian Hall, met Reed en Landon Ronald. Albert Sammons en William Murdoch waren de grootste uitvoerders van de sonate in de beginjaren. Zij maakten reeds in februari 1935, een eerste opname. Het was trouwens ook Sammons die de eerste volledige opname maakte van Elgars vioolconcerto.
Toen Elgar zijn “Chanson de Nuit”, gecomponeerd voor F. Ehrke, een violist van het Worcester Philharmonic Orchestra, en “Chanson de Matin” uit 1888, verkocht aan de muziekuitgever Novello, hoopte hij dat het geld zou toestromen als de werken eenmaal gepubliceerd zouden worden. Hij kwam echter bedrogen uit. Niet hij, maar de muziekuitgever verdiende aan deze twee melodieuze en charmante muziekstukjes, die overigens meestal samen als een compleet stuk uitgevoerd worden. “Chanson de Nuit” op. 15 nr. 1, oorspronkelijk voor viool en piano, werd later georkestreerd voor een klein orkest. Er zijn eveneens publicaties voor altviool en piano en cello en piano. Van “Chanson de Matin” op. 15 nr 2, eveneens oorspronkelijk voor viool en piano, maar ook bewerkt voor klein orkest, bestaan er versies voor diverse combinaties van instrumenten, zang en ensembles.
“Sospiri”, een adagio voor strijkorkest, harp of piano en orgel of harmonium, werd gecomponeerd vlak voor het begin van de Eerste Wereldoorlog. Elgar bedacht het oorspronkelijk voor viool en piano, als een begeleidend stuk bij “Salut d ‘Amour” en dacht daarbij aan de titel “Soupir d’Amour”. Tijdens het componeren besefte hij dat hij iets heel intens aan het componeren was. Daarom koos hij voor het Italiaans woord, sospiri, wat ‘zuchten’ betekent. Het werk van nauwelijks vijf minuten, werd voor het eerst uitgevoerd in augustus 1914 in Queen’s Hall (Bechstein Hall) in Londen, o.l.v. Sir Henry Wood. Elgar droeg Sospiri op aan zijn oude vriend, de violist W.H. “Billy” Reed (1875-1942). Reed schreef Elgars eerste biografie, “Elgar As I Knew Him” (1936).
Het Allegretto op G.E.D.G.E werd gecomponeerd voor en opgedragen aan de zussen Gedge, twee van Elgars leerlingen in Malvern. Elgar baseerde zijn werk op de 5 noten, sol, mi, re, sol, mi, die overeenstemden met de letters van hun familienaam. “Bizarrerie” werd gecomponeerd voor een andere leerling van Elgar, de helaas vergeten violist, Fred Ward, die, afgaande op de manier waarop het werk werd gecomponeerd, een bijzonder begaafde violist moet zijn geweest.
De Zweedse violist Ulf Wallin (1960).studeerde aan het Royal College of Music in Stockholm, en later aan de Universiteit voor Muziek en Dramatische Kunsten in Wenen onder Wolfgang Schneiderhan. Sinds 1996 is hij hoogleraar viool aan de ‘Hanns Eisler’ Muziekacademie in Berlijn, nadat hij eerder gelijkwaardige functies bekleedde in Wenen en Detmold. Ulf Wallin wijdt zich met evenveel toewijding aan solo- en kamermuziek, en concertreizen hebben hem door Europa en de Verenigde Staten gebracht, waarbij hij speelde onder dirigenten als Jesús Ló pez-Cobos, Esa-Pekka Salonen, Walter Weller en Franz Welser-Möst. Als kamermuzikant trad Wallin op met Bruno Canino, Heinz en Ursula Holliger, András Schiff en Tabea Zimmermann, en van 1994 tot 1997 was hij lid van het Cherubini Quartet. Ulf Wallin is regelmatig te gast bij de internationale gerenommeerde festivals o.m. het Luzern Festival, Berliner Festwochen, de Musiktagen Mondsee, der Schubertiade Feldkirch, het Schleswig-Holstein Musik Festival, Festival Pablo Casals de Prades en het Marlboro Music Festival. In 2013 werd hij met de Robert-Schumann-Preis van de Stadt Zwickau bekroond. Ulf Wallin bespeelt een viool van de Veneziaan, Domenico Montagnana uit 1746.
Roland Peter Pöntinen (1963) is een Zweedse pianist en componist, werd geboren uit een Ingrische Finse vader en een Zweedse moeder. Hij studeerde aan de Adolf Fredrik’s Muziekschool en de Koninklijke Zweedse Academie voor Muziek in Stockholm bij Gunnar Hallhagen, daarna bij Menahem Pressler, György Sebok en Elisabeth Leonskaya aan de University in Bloomington, Indiana. Hij debuteerde in 1981 met het Royal Stockholm Philharmonic Orchestra en trad sindsdien op met grote orkesten in Europa, de VS, Korea, Zuid-Amerika, Australië en Nieuw-Zeeland. Hij heeft onder meer samengewerkt met dirigenten Myung-Whun Chung, Rafael Frühbeck de Burgos, Neeme Järvi, Paavo Järvi, Esa-Pekka Salonen, Jukka-Pekka Saraste, Leif Segerstam, Evgeny Svetlanov, Franz Welser-Möst en David Zinman. Hij trad op met het Philharmonia Orchestra, het Los Angeles Philharmonic Orchestra en het Scottish Chamber Orchestra, evenals optredens in de London Proms, waar hij zowel het Grieg Pianoconcert als het György Ligeti Pianoconcert speelde. Pöntinens soloplatendebuut was een recital van Russische pianomuziek op het label BIS Records in 1984. Sindsdien heeft hij meer dan 50 opnames gemaakt als solist, begeleider en met orkest.
Tracklist:
Violin Sonata in E minor, op.82
Chanson de Nuit, op.15 no.1
Chanson de Matin, op.15 no.2
Mot d’Amour op. 13 nr. 1
Bizarrerie op.13 nr. 2
Romance in E minor, op.1
Salut d’amour, op.12
Adieu for piano solo (1932)
Allegretto on G-E-D-G-E
Sospiri, op.70
Elgar Mot d’Amour Works for Violin and Piano Ulf Wallin Roland Pöntinen SACD BIS265