Lucianus, de befaamde Griekse satiricus uit de tweede eeuw, voerde Zeus en Hermes op als slavenhandelaren… Hij werd zeer gewaardeerd door de christen-humanisten Desiderius Erasmus en Thomas More die zijn werk aan het begin van de 16de eeuw van het Grieks in het Latijn vertaalden en door hem geïnspireerd werden om in proza hun satires te schrijven.
Lucianus of Loukianos van Samosata (ca.125–ca.180) was een Griekstalige schrijver in het Romeinse Rijk. Hij schreef ruim zestig werken van uiteenlopende omvang, die voor het grootste deel tot de retorica en tot het satirische genre gerekend mogen worden. Lucianus was de belangrijkste prozasatiricus uit de Oudheid. Lucianus schreef niet in het Grieks van zijn eigen tijd, het ‘koinè’, maar richtte zich in zijn taalgebruik naar de 5de en 4de eeuw v.Chr. Met dit atticisme sloot hij zich aan bij een literaire stroming die bekendstaat als de tweede sofistiek. Koinè was de Griekse taalvariant, die van de 3de eeuw v. Chr. tot de 3de eeuw n. Chr. de voertaal van het oostelijke Middellandse zeegebied was en als lingua franca gold in een groot gebied, dat zich van het huidige Marseille tot in het noorden van India uitstrekte. Een uitgesproken interesse voor de taal bestaat ook in de 21ste eeuw nog, aangezien het de taal is waarin het Nieuwe Testament is geschreven.
Het atticisme is een stijlrichting in de antieke welsprekendheid, die in de 2de eeuw v.Chr. ontstond als reactie op het asianisme, dat door de tegenstanders als gekunsteld en bombastisch werd aangevoeld. Atticisme was, in tegenstelling tot het asianisme, meer gericht op soberheid en eenvoud. De tweede sofistiek was een Griekse culturele beweging waarin de show-retorica centraal stond. Ze floreerde tijdens het Romeinse Keizerrijk ca.50-250 n.Chr. De term werd in het leven geroepen door Flavius Philostratus (ca.170-ca.247). De (tweede) sofist moest het Attisch hanteren van de 10 klassieke Attische redenaars, dat toch wel afweek van het toen gesproken Koinè-Grieks. De retorische praktijk van de sofisten bestond niet alleen uit optredens, maar ook uit onderwijs. Ze hadden vaak veel leerlingen die bij hen de kunst van het spreken wilden leren. Zowel door hun optredens als onderricht waren deze sofisten erg populair.
De geschiedenis van de filosofie is een immens boeiend epos over de ontdekking van ideeën, inzichten en leringen van de grootste en meest creatieve denkers in de geschiedenis. Maar, hoewel we in de afgelopen 2000 jaar, beter zijn gaan begrijpen hoe wijzelf en de wereld om ons heen in elkaar steken, weten we eigenlijk nog steeds niet zo goed hoe het precies zit. Filosofie blijkt niet iets voor suffe oude mensen met baarden, maar een middel dat ieder gesprek kan veranderen in het interessantste gesprek ooit. In tijden waarin alles een direct praktisch nut moet hebben, vragen sommigen zich af, wat ben je nu met filosofie? Nochtans is filosoferen dé manier bij uitstek om te ontsnappen aan de waan van de dag en stil te staan bij wat er echt toe doet. Door te denken leer je nl. jezelf kennen en bevrijd je jezelf en de anderen van hemeltergende, eigenwijze betweterigheid.
Filosofie wordt vaak gezien als een zingevingssysteem, dat alles in één klap probeert te verhelderen. In die zoektocht naar inzicht en waarheid zijn we manipuleerbaar, bv. door goeroes, pseudo intellectuele charlatans en obscurantisten. Het is de taak van de filosofie om inzicht van illusie te onderscheiden. Daarvoor gebruiken we de ‘analytische’ stijl van filosoferen. Filosofie bakent nl. door het denkbare af te bakenen, het ondenkbare af. Zij moet het ondenkbare door het denkbare begrenzen. Dit ondenkbare noemde Wittgenstein, in navolging van Mauthner, het mystieke, het onuitsprekelijke. Men wijst het onzegbare aan door het zegbare duidelijk te stellen.
Dit onzegbare is het mystieke, en het mystieke is het ethische, het leven en het ik. Het subject is een grens van de wereld, en niet hoe de wereld is, is mystiek, maar dàt ze is! De zin van de wereld moet erbuiten liggen. De oplossing van het mysterie van het leven in ruimte en tijd is gelegen buiten ruimte en tijd. Volgens Wittgenstein was de juiste methode in de filosofie niets te zeggen dan wat gezegd kan worden. Alles zo eenvoudig mogelijk, maar dan ook niet eenvoudiger… In deze heerlijke satire, “Vitarum auctio” (Bioon prasis), fraai vertaald en uitgeleid door Vincent Hunink, lezen we over Pythagoras, Diogenes van Sinope, Aristippus van Cyrene, Democritus en Heraclitus, Socrates, Epicurus, Chrysippus, Aristoteles en Pyrrho van Elis.
Vincent Hunink (1962) is een Nederlands classicus en vertaler. Hij werd in 2003 universitair docent klassiek en vroegchristelijk Grieks en Latijn aan de Radboud Universiteit. Eerder was hij onder meer docent Latijn aan de Universiteit van Leiden. Na een studie klassieke talen promoveerde Hunink in 1992 op een commentaar op het derde boek van de Pharsalia van de Romeinse dichter Lucanus. Zijn onderzoek richt zich op onder andere de Latijnse auteurs Lucanus, Apuleius, Tertullianus en Augustinus. Tevens is hij redactielid van onder meer Hermeneus (het tijdschrift van het Nederlands Klassiek Verbond). Hunink is vooral bekend van een inmiddels onafzienbare reeks vertalingen uit het Latijn, waarvoor hij in 2006 werd onderscheiden met de Oikos publieksprijs en in 2011 met een vertaalprijs van het Nederlands Letterenfonds.
Lucianus Filosofen te koop Grieks/Nederlands 92 bladz. Uitgeverij Noordboek ISBN 9789464712025