Rameau’s carrière liep ten einde toen in 1763, in de Académie Royale de Musique, de repetities begonnen van zijn laatste werk, “Les Boréades”, bedoeld voor de Fêtes Royales de Choisy, in juni van dat jaar, ter gelegenheid van het Verdrag of de Vrede van Parijs in 1763, het einde van de Zevenjarige Oorlog, de verzamelnaam van oorlogen gestreden tussen 1756 en 1763 in Europa en zijn koloniën. Op 27 april vonden de repetities plaats in Versailles, maar “Les Boréades” werd op het koninklijk festival niet opgevoerd. Het overlijden van de componist aan buiktyfus, in september 1764, verhinderde dat en deed zijn laatste lyrische tragedie twee eeuwen lang in de vergetelheid raken.
Jean-Philippe Rameau (1683-1764) (foto) was weliswaar een organist en een belangrijke theoreticus, maar hij was in de eerste plaats toch een operacomponist. De laatste jaren van zijn leven stonden daarenboven in het teken van de uitdrukkingsmogelijkheden van de instrumentale muziek, o.a. door zijn samenwerking met de danstheoreticus, librettist en encyclopedist, Louis de Cahusac.
Louis de Cahusac (1706-1759), een Franse toneelschrijver, librettist en vrijmetselaar, het bekendst gebleven door zijn samenwerking met Rameau. Hij schreef nl. de libretti voor Rameau’s opera’s, “Les fêtes de l’Hymen et de l’Amour” (1747), Zaïs (1748), “Naïs” (1749), “Zoroastre” (1749; herzien in 1756), “La naissance d’Osiris” (1754), en “Anacréon” (1754). Cahusac droeg ook bij aan de Encyclopédie en in 1754, publiceerde hij “La Danse ancienne et moderne ou Traité historique de la danse”.
“Les Boréades” is gebaseerd op het mythologisch personage, Abaris Hyperboreios een priester van Apollon uit Scythië. Hyperborea, aan de andere kant van het Noorden, was volgens de traditie van de Griekse mythologie het land van de Hyperboreeërs, een mythisch volk dat in het verre noorden van Griekenland woonde. Dit land was perfect, met 24 uur per dag zonneschijn. Alleen Apollo, als enige van de Twaalf Olympiërs, werd vereerd door de Hyperboreanen. Hij overwinterde nl. bij hen. Het verhaal van de opera begint met Koningin Alphise, die één van de twee zonen van Boreas, de god van de Noordenwind, tot echtgenoot moet kiezen. Ze houdt echter in het geheim van Abaris, een beschermeling van Apollo, wiens geboorte een mysterie blijft. Calisis en Borileo, dringen er bij de koningin op aan om een besluit te nemen. In de 2de akte bekent Abaris tegenover de hogepriester Adamas, dat hij Alphise liefheeft maar dat zijn liefde hopeloos is. Adamas moedigt hem desondanks aan om door te zetten. Alphise gaat naar de tempel van Apollo en vertrouwt Abaris toe dat ze in een droom, de god Boreas zag die zijn koninkrijk verwoestte. De emotie van Abaris verraadt zijn gevoelens voor de koningin, die op haar beurt zijn liefde bekent. Amor verschijnt en geeft Alphise een betoverde pijl die alle tegenslagen moet afweren. Hij deelt mede dat hij zijn keuze goedkeurt, maar dat alleen een nakomeling van Boreas het recht heeft om met hem te trouwen.
In de 3de akte, betwijfelen Alphise en Abaris, of hun liefde een gunstig resultaat zal hebben. Geconfronteerd met het ongeduld van het volk om de naam van hun nieuwe koning te kennen, besluit Alphise af te treden om te kunnen trouwen met de uitverkorene van haar hart. Calisis en Borileo roepen de woede van Boreas op, die woedende winden ontketent. Tijdens een hevige storm wordt Alphise ontvoerd door de Boreaden. In de 4de akte wil Abaris, uit wanhoop, zichzelf in brand steken, maar Adamas smeekt hem om zijn geliefde te hulp te komen.
In de 5de akte blijkt dat Alphise ontvoerd werd naar het ondergronds koninkrijk van Boreas, die haar beval te kiezen tussen een van haar zonen en slavernij. Calisis en Borileo blijven haar achtervolgen, maar de koningin ondergaat liever de kwelling dan dat ze toegeeft. Abaris slaagt er dankzij de betoverde pijl in, om de woeste winden te kalmeren, waarna Apollo verschijnt en onthult dat hij de vader is van Abaris, die hij verwekte bij een nimf van koninklijke bloede. Niets staat de bruiloft van Alphise en Abaris nog in de weg.
Een eerste, weliswaar onvolledige radio-uitzending van “Les Boréades” werd op 16 oktober 1964 uitgezonden door de ORTF. De eerste volledige uitvoering, in concertversie, was in april 1975 in Londen. De dirigent was John Eliot Gardiner, die ook de eerste scenische theatervoorstelling verzorgde. Dit vond plaats tijdens het Festival d’Aix en Provence op 21 juli 1982, na meer dan twee eeuwen van bijna volledige vergetelheid, in een enscenering van Jean-Louis Martinoty die de Grand Prix won voor de beste lyrische productie. Deze uitvoering werd toen opgenomen door het Frans label, Erato.
“Les Boréades” is een prachtige opera. Ze was het resultaat van Rameau’s creatieve maturiteit op tachtigjarige leeftijd. Het orkest en het koor zijn waanzinnig virtuoos, de melodische vindingen zijn uitzonderlijk, en het drama is krachtig. “Les Boréades” was Rameau’s muzikaal testament, een opeenvolging van ontketende elementen, gepassioneerde duetten en hartverscheurende klachten. Voor deze uitvoering en opname bracht György Vashegyi schitterende solisten samen. Niet te missen.
Rolverdeling:
Sabine Devieilhe: Alphise, (sopraan)
Reinoud Van Mechelen: Abaris, (tenor)
Benedikt Kristjánsson: Calisis, (tenor)
Thomas Dolié: Borée, (bariton)
Philippe Estèphe: Borilée, (bariton)
Tassis Christoyannis: Adamis/Apollon (bariton)
Gwendoline Blondeel: Sémire/une Nymphe/L’Amour/Polymnie, (sopraan)
Rameau Les Boréades Devieilhe Van Mechelen Kristjánsson Estèphe Dolié Christoyannis Blondeel Purcell Choir Orfeo Orchestra György Vashegyi 2 cd Erato 2173237273